zijn hondekar mosselen te gaan halen aan de Hollandse grens. Het bleek zo lastig die te bekomen. De vijand was ontzettend bang voor spionage langs die grens. Lowiezeken had er eens met de dokter over gesproken, maar zonder haar bepaald te ontmoedigen, had die toch wel een zeer bedenkelijk gezicht gezet. Hij zou zijn best er voor doen; 't was niet onmogelijk, dat hij eindelijk de vergunning zou krijgen; maar 't ging zo moeilijk, zo ontzettend moeilijk. En Lowiezeken, evenmin als Tieste en Dorté, had al lang geen hoop meer, dat het nog zou lukken, toen de dokter op een ochtend vriendelijk glimlachend naar haar toekwam, terwijl hij een blad papier tussen de vingers heen en weer wuifde.
Het was de toestemming! Eenmaal in de week mocht Tieste met zijn hondekar om mosselen rijden!
De dokter liet hem bij zich komen en kapittelde hem flink. Er was geen vriendelijke goedheid meer op zijn gezicht; hij stond daar ineens als een heel streng man, hooghartig met gefronste wenkbrauwen, terwijl hij zei:
- Met heel veel moeite, vooral uit genegenheid en achting voor uw dochter, heb ik dat voor u bekomen; maar pas op, als gij er misbruik van maakt!
- Ge meug huel gerust zijn, menier den dokteur; ge 'n zil van mij gien klachten hueren! beloofde Tieste bevend en gedwee.
- Ge weet wat er op staat, nietwaar? Als ge gepakt wordt voor spionage, wordt ge door de krijgsraad ter dood veroordeeld, aan de schandpaal vastgebonden en gefusilleerd!
- 'k Weet het, menier den dokteur. Ge meug gerust zijn! Ge meug huel gerust zijn!
De dokter keek hem nog eens dreigend-peilend in de ogen aan, herhaalde nog eens op strenge toon de vermaning, liet hem gaan...