IX
Wie daar ook over zuchtten, en heel wat droeviger dan de Vennemans en meneer Aamidé, dat waren de drie ordonnansen van de ingekwartierde officieren.
Zij hadden het materieel zo goed mogelijk bij Jeannette in de keuken; maar Karl had ginds in Duitsland een vrouw en zes kleine kinderen in zorg en armoede zitten; Heinrich had er vier en ook haast niets om van te leven en Friedrich met zijn doorschoten been, dat hem pijnlijk deed hinken, was ongetrouwd, maar had voor het onderhoud van zijn oude vader en oude moeder te zorgen. Zij droegen prentbriefkaarten op zich uit hun streek en ook fotografieën van hun vrouw en kinderen en ouders en die lieten zij gaarne bij gelegenheid zien, in de gezelligheid van de winteravonden, terwijl zij na het avondmaal bij Jeannette, Hortensken, Lowiezeken en Zulma in de keuken zaten. Zij spraken reeds heel gemakkelijk Vlaams en ook de meisjes begrepen al heel wat van hun Duits en zo zaten zij daar weldra als goede vrienden veel meer dan als vijanden in hun nog obscuur maar solidair gevoel van samenhorigheid tegenover de machtigen en de rijken.
- Is dat niet om u dood te schreien, als ge denkt aan die goede in armoe achtergelaten vrouw met haar zes ongelukkige kinderen?! jammerde Karl met tranen in de ogen, terwijl hij het plaatje liet zien, waarop zij allen stonden. En Jeannette en de andere meisjes konden het niet helpen: het waren wel vijanden, maar ook zij voelden innig menselijk medelijden en kregen tranen in de ogen, terwijl zij roerloos naar de foto's staarden.
- Azue schuene meiskes! en da schuen klein jongentsjen! zuchtte Jeannette.
Heinrich was meestal heftiger, minder aan de gevoelige kant.