VII
Al gauw hadden zij - vooral de dokter - de onderlinge verhouding der bewoners van 't ‘Kasteelken’ gesnapt. Zij begrepen dadelijk, dat Madam en meneer Aamidé daar de lakens uitdeelden en dat meneer Venneman er een nul was. De correct-vijandige freiherr en de nogal brute Bode, trokken er wel, ieder op zijn manier, hun neus voor op, maar de dokter scheen zich met 't geval te amuseren en was vol toegevende welwillendheid voor de wel enigszins scheve verhouding. Daar waren Madam en meneer Aamidé hem buitengewoon dankbaar voor en zij brachten dikwijls dit gevoel tot tastbare uiting in de vorm van tractatie met lekkere wijn en sigaren, voornamelijk wanneer de freiherr en de veearts buitenshuis waren.
De dokter apprecieerde dat ten zeerste. Zijn welgedaan gezicht met dikke snor begon te glimmen en zijn ogen lachten, zodra die fijne dingen te voorschijn kwamen. Er heerste dan een goede, gezellige stemming, en de bewoners van 't ‘Kasteelken’ voelden zich beschermd tegen mogelijke onaangenaamheden door de goede bejegening, die zij voor de dokter overhadden.
't Was ook maar goed om onder de vijand op enige hulp en steun te mogen rekenen, want de tijden begonnen moeilijk te worden. De strijd was vastgegroeid, ginds aan het front, in gruwel en ellende en in het land begon gebrek te komen aan velerlei. Requisities op requisities putten langzamerhand de opgeslagen voorraden uit en comités moesten worden samengesteld om de minder vermogende bevolking van het striktgenomen nodige tot levensonderhoud te voorzien. De welgestelde burgers zagen hun zorgvuldig gehamsterde voorraden slinken en de smokkelhandel begon op te bloeien, die op den duur aan zoveel waaghalzen de vrijheid en het leven kostte