schudde Uleken met in elkaar geslagen handen.
- De weireld es veranderd, tante! riep Allewies triomfant.
- En zoe miester Lauwereyns nou uek nie afgesteld worden en menier Spilthuern verploatst? vroeg nog Uleken.
- Vroag het ulder, tante! Kijk, zij komen doar.
Daar kwamen inderdaad, als bijna elke zondag, de onderpastoor en de onderwijzer samen aangewandeld. Meneer Spilthoorn zag er wel wat bleek en zenuwachtig uit; maar meester Lauwereyns glimlachte en wreef blijmoedig in zijn handen.
- Ha 'k ben verwonderd da g'hier nog luept; da ge nog nie afgesteld 'n zijt! kon Uleken niet nalaten te zeggen.
- Geen vrees, juffrouw Eulalie. Wij hebben het volk met ons. Vlaanderen is ontwaakt. Vlaanderen is tot bewustzijn gekomen! antwoordde in sierlijke taal de jeugdige onderwijzer, terwijl hij triomfantelijk de handen over elkaar wreef.
- 'k 'n Verstoa ulder niet; ge zij zot! smaalde Uleken.
Zij lachten allebei en stapten vrolijk verder.
Marzelien grijnsde, allergriezeligst. Irma en Fietriene, die aan hun deur kwamen staan, keken met onbehouwen nieuwsgierige ogen.