verbaasd.
Glimlachend nam Eulalietje het hoofddeksel af en liet zien wat daaronder was: kort geknipt krulhaar als van een jongen!
- De nieuwe mode, tante!
Uleken keerde zich om en sloeg een kruis.
- Nou es 't einde van de weireld! zuchtte zij.
- Fietriene goa het uek doen. Morgen uchtijnk snijdt ze 't af.
- 't Einde van de weireld! herhaalde zuchtend Uleken.
Stil-hoofdschuddend ging zij weer in huis en sloot haar deurtje. Maar zij moest het dadelijk weer openen voor Natsen, die ook binnenkwam.
- Hedde gezien wa dat Eulalietjen nou gedoan hee? riep Natsen met schrikogen.
Uleken kon eerst niet antwoorden. 't Had haar aan 't herte gepakt. Haar onderlip beefde en het kwam Natsen voor, alsof zij tranen in de ogen had.
- Woar es onzen tijd?... Onze schuene jongen tijd! fluisterde zij eindelijk.
Natsen nam een stoel en zonk er, als geknakt, op neer. Zij sloeg de handen van ontzetting in elkaar. Op de nabije kerktoren begon de klok te luiden. De beide oude vrouwtjes keken elkander zwijgend aan en in eenzelfde gebaar vouwden zij hun handen en prevelden vroom een ‘onzevader’.
Buiten, vóór het raampje in de zon, wiegelden zacht in 't briesje de laatste, schone, ouderwetse zomerbloemen: de witte lelies, de rode papavers, de blauwe riddersporen en de gouden amaryllis...
Boven op de stuurstang van de ‘piedesiekel’ stond het leeuwenvlaggetje licht te wapperen...