Eulalietje kon haar ogen van hem niet afwenden. Zij vond hem zó knap geworden, zó kranig! En dat kaki-uniform met oranje aan kraag en mouwen stond hem zó biezonder keurig. Hij was een ander mens geworden, een soort superieur wezen, waarvan prestige uitging, ook op haar tante en op Natsen; zij voelde het heel goed. Zijzelf durfde haast met hem niet spreken.
- Wannier moede were wig? vroeg zij eindelijk, heel bedeesd, om iets te zeggen.
- T' achternoenen, mee den trein van te viere. Goade mee tot aan de stoassie?
Eulalietje schrok geweldig. Hoe durfde hij!... hoe durfde hij!... zo maar ineens, vlakaf, in tegenwoordigheid van tante Uleken en Natsen. Zij werd er beurtelings bleek en rood van, terwijl ook de twee oude vrijsters hevig opschudden, en antwoordde met schuwe zijblik naar Uleken:
- Ik 'n weet niet... ge moet 't aan Tante vroagen.
- Ze mag wel, ne woar, tante? keerde Allewies zich dadelijk onbeschroomd tot Uleken.
Eulalietje kreeg nog heviger emotie. Wat! Hij noemde haar ook al tante, of hij reeds van de familie was. Nu zou tante toch zeker wel heel boos worden.
Doch Uleken werd volstrekt niet boos. Zij was door zijn brutale durf zó overweldigd, dat ze ternauwernood een weifelachtig antwoord gaf. Meer vroeg hij ook niet.
- Ziede wel! riep hij zelfbewust met triomfantelijke veroveraarsglimlach.
Natsen keek verbaasd naar Uleken, die eventjes het hoofd schudde en zuchtte. Zeer zeker had ze liever de vraag afgewezen; maar diezelfde ochtend had zij alweer de oudste zoon van meneer Santiel met zijn geweer en zijn hond in de buurt zien kuieren; misschien was dat ook wel van invloed op haar toegevensgezinde stemming.
- Moar ge moet tons direct were noar huis komen, zulle! bedong zij enkel op gemaakt strenge toon, om haar figuur tegenover haar nichtje en Allewies te redden.
- Natuurlijk, tante! beloofde Eulalietje dadelijk.
Om halfdrie kwam hij haar afhalen. Het scheen aan de drie