makkelijken. Ofschoon zij niets afwist van wat er destijds tussen tante Uleken en Allewies' vader was voorgevallen, had zij al lang gemerkt en gevoeld, dat tante geen bijzondere genegenheid noch achting voor Broospèr koesterde. Dat gebrek aan waardering zou hoogst waarschijnlijk ook wel enigszins overgaan op het gezin van Broospèr, zodat Eulalietje zich daar min of meer in vijandelijke omgeving voelde en oppassen de leus zou zijn. Tante Uleken alleen en op zichzelf was misschien nog zo erg niet; maar én tante Uleken én Natsen, dat waren vier ogen om te waken en te spieden; en Eulalietje nam reeds van meet af aan de grootste voorzorgen om vooral het spelletje niet dadelijk te bederven.
De avond zelf van haar aankomst ontmoette zij even, volgens afspraak, Allewies in de duisternis, bij het hek aan de landweg; en zij vertelde hem meteen welk een groot gevaar zo onverwacht was opgerezen en verbood hem ten strengste enigszins opvallend notitie van haar te nemen.
- 'k 'n Misdoe ik toch niet en we goan wij loater toch te goare treiwen! zei Allewies misnoegd en teleurgesteld.
- 'k Weet het wel, antwoordde Eulalietje, - moar we moen oppassen, zeg ik ou; ge weet wel hoe dat ouwe meinschen zijn.
Eulalietje, in de lange winteravonden gezeten naast Uleken en Natsen bij het haardvuur, moest vertellen zonder einde over haar leven in het klooster te Bavel. Was Moeder-Euverste broave? Waren de andere zusters vriendelijk en hulpvaardig? Uleken en Natsen, aan beide zijden van de haard gezeten in de leunstoelen, waar grootvader en grootmoeder zaliger destijds zaten, keken haar belangstellend glimlachend de woorden uit de mond; maar Eulalietje wist eigenlijk heel weinig te vertellen. - 't Es het ginter al verre lijk hier in 't kluester, tante! herhaalde zij telkens; en Uleken en Natsen wisten dat trouwens ook wel, maar toch wilden zij er steeds meer van horen, omdat het nu eenmaal vreemd was, omdat het deftig was, omdat lang niet alle boerendochters, die in het klooster van Akspoele ‘opgeleerd’ waren zich nog verder in het klooster van Bavel gingen vervolmaken. Zij vonden dat Eulalietje er wel goed uitzag, hoewel een beetje ‘dossem’,