XXXV
Een trage stap, die langs de zoldertrap naar beneden kwam, maakte haar wakker... Zij huiverde van kou en schrikte. Wie was daar? Hoe laat was het? Had iemand nieuws van vader? Remi kwam in de keuken en meteen tikte de klok drie uur. Het vuur in de haard was bijna uitgedoofd en buiten, in de nacht, klonken onheilspellende geluiden, alsof een wilde storm daar aan 't loeien was.
- Huerde dat? zei Remi. - 'k Ben d'r van wakker geworden.
- Wat es 't? vroeg ze angstig.
- Ne storm... woarschijnlijk ne geweldige snieuwstorm. 'k Goa ne kier buiten kijken.
Hij stak de lantaarn op en ging ermee naar de voordeur. Uleken volgde hem. Melanie en Eulalietje waren nog in slaap gedompeld.
Remi had moeite om de deur te ontgrendelen. 't Was of er iets zwaars langs buiten tegenaan drukte. Eindelijk week ze en meteen deinsden zij beiden schrikkend achteruit voor een soort sneeuwberg, die naar binnen viel.
- Ha moar Hiere godheid toch! kreet Uleken.
Remi tilde zijn lantaren in de hoogte.
- Dat 'n hè 'k van al da 'k oud ben nog nie gezien, zei hij.
Hij nam een schop, die om de hoek stond, en maakte de ingang vrij om buiten te komen. Een ijzige wind joeg hem in 't aangezicht. Het sneeuwde niet meer, maar de sneeuw lag als in wit-gestolde golven met bergen en dalen over het erf; en in de schoongeveegde, donkerblauwe hemel bloeide weer de feestverlichting van de miljoenen sterren. Nu was alles en alles onder de overweldigende wade begraven en Uleken begreep, dat haar laatste schim van hoop, als ze die nog koesteren mocht, tot de absolute onmogelijkheden behoorde. Vader was dood, ergens onder de witte wade verstikt en vervroren;