XII
En toen kwam kort daarop dat andere bericht... het grote nieuws, dat meneer Santiel van het kasteel ging trouwen! 't Was vader, die daar op een ochtend glimlachend mee thuiskwam, terwijl hij, als naar gewoonte, zijn spade in de hoek ging zetten en vrouw en dochter aankeek, om op hun aangezicht de indruk van die ongewone tijding waar te nemen.
- Ha moar jongens toch! 't 'n Es toch zeker gien woar! riep moeder van ontzetting haar handen in elkaar slaand. - Mee wiene? vroeg ze dadelijk met ronde ogen van nieuwsgierigheid.
- Z'hên mij de noame genoemd, moar 'k 'n hèt nie onthouwen. 't Es iene uit de Woale-pays; 'n jong dijng, geluef ik, die gien Vloams 'n kan klappen, lichtte vader toe.
- Ha moar jongens toch! riep nog eens moeder, met van verbazing in elkaar geslagen handen.
Uleken zat stil en roerloos op haar stoel te luisteren. Zij beheerste zich volkomen. Alleen voelde zij een warmte naar haar wangen stijgen, die slechts heel, héél langzaam wegbleekte. Zij had ook iets willen zeggen; zij voelde dat zij iets moest zeggen, onverschillig wat ook; maar 't was haar volstrekt onmogelijk een klank te uiten. Zij glimlachte zwijgend met blinkende ogen en eerst toen moeder tot haar zei: - Da es nou toch de moeite weird, ne woar, Ule? kreeg zij het spraakvermogen terug en antwoordde:
- Ne woar? Wie zoe dat toch gepeisd hên?