voor de tweede maal, terwijl hij lijkbleek en sidderend van ontsteltenis op de drempel staan bleef.
- Ik heb haar de waarheid gezegd, antwoordde stug Clara, met koele blik haar broer opnemend.
- De waarheid... Welke waarheid? sidderde hij.
Meneer Dufour rende de kamer uit, trok met geweld de deur achter zich toe.
- Over hun houding ten opzichte van Adrienne, siste Clara. Hij begreep niet, hij stond te beven.
- Gij hebt hen toch niet... niet tegengesproken...! kreet hij hees, eensklaps vermoedend... eensklaps begrijpend.
Zij zei het hem, in enkele korte, vinnige, bijtende woorden. Hij sprong naar haar toe, met gebalde vuisten, als om haar te slaan.
- Wat!... zoudt ge durven! gilde zij, onverschrokken hem in de ogen kijkend.
- Gij hebt ons geruïneerd! Mijn kinderen, geruïneerd. Zij zullen ons onterven! Kanalje! Kanalje! brulde hij buiten zichzelf.
Zij keek hem aan, ijskoud, onberoerd, met schimp in de ogen. Zij had hem nooit goed kunnen uitstaan om zijn tirannieke bazigheid; haar stug karakter botste telkens tegen 't zijne; thans haatte en verachtte zij hem.
- Gij hoeft niet bang te wezen, spotte zij. - Mij zullen ze wel onterven, maar u niet. Integendeel, ge zult er bij winnen; ge zult ook mijn deel krijgen!
Hij blikte haar aan of hij een gekke voor zich had. Hij snoof als een nijlpaard, zijn ogen laaiden.
- En doe maar niet zo boos tegen mij, want ook ik word een erftante, voer zij met wrange zelfbespotting voort. - Ja, zeker, ik, en ook Adrienne, en ook Edmée: wij zijn Tantes... Tantes... die nooit zullen trouwen, even goed als de anderen; en van wie uw kinderen moeten erven, later, als gij ons maar niet ontstemt, als ge maar niet, als nu, onbeleefd en grof tegen ons zijt.
Hij keek haar aan, starend, de baard naar voren gepunt, de lippen dicht van spanning, als een roofdier dat zijn prooi ziet. Hij zei niets meer, niets, geen enkel woord. Hij ademde diep met sidderende neusvleugels, keerde zich om.