der. Zij hebben geen aanrakingspunten. Langzaam verlieten zij de sinistere zaal.
- Langs hier, zei 't nonnetje, een trap opstijgend.
Zij volgden haar, met kloppend hart. Zij liepen door een lange gang en hielden bij de laatste deur stil. Het nonnetje boog even naar 't sleutelgat en scheen te luisteren. Zij glimlachte en knikte. Zij mochten binnenkomen. Zij opende zacht de deur.
- Adrienne, kijk eens wie we hier hebben! zei ze met vleiende, opgewekte stem.
Naast het bed, in een fauteuil, zat een gestalte, eenvoudig in het grijs gekleed. De handen waren bedrijvig bezig met aan iets te plukken; twee vreemde ogen keken op en een ietwat scheefgetrokken mond schetste een zwakke glimlach. De handen hielden eensklaps op met plukken.
- Adrienne... herkent ge mij? vroeg Clara toonloos.
- Clara... antwoordde een vreemde, als 't ware verre stem.
- Herkent ge ook Edmée?
- Edmée,... antwoordde de verre stem.
Het nonnetje glimlachte, tevreden, gelukkig.
- Ge ziet wel, dat ze u heel goed herkent. Niet waar, Adrienne?
Adrienne knikte en staarde even strak haar zusters aan. Toen wendde zij zich tot het nonnetje en zei, met bezorgde ogen en moeilijke stem:
- Z' heeft goed geslapen, masoeur, maar ze loopt nog maar niet.
Het nonnetje knipoogde naar de zusters en boog zich over 't bed, waarin een grote, aangeklede pop lag, die Clara en Edmée eerst nu met verbazing bemerkten.
- Ja, ze slaapt, z'is nog wat moe, zei 't nonnetje zich weer oprichtend; - maar ge zult zien: binnenkort zal ze wel lopen.
- Z'is soms zo lastig, masoeur, klaagde de zieke, terwijl zij langzaam weer begon te plukken.
Clara, door een plotse wanhoop aangegrepen, had zich omgekeerd en was bij 't raam gaan staan. Zij kon het droevig tafereel niet langer aanschouwen. Zij snikte gesmoord, met schokkende schouders. Edmée kwam naast haar staan, smeek-