haar biechtvader.
Zij lag daar heel de nacht over te tobben en toen de eerste schemering van de dageraad de rand van haar gordijnen tintte, was haar besluit genomen.
Zij stond op, kleedde zich haastig aan en kwam heel stil beneden. Martha was reeds in de keuken bezig met het vuur aan te maken en zij keek verbaasd en bijkans verschrikt op bij Adriennes ontijdige verschijning. Maar toen Adrienne haar eenvoudig zei dat zij ter biecht wou, nam zij dat weer heel natuurlijk op. Het gebeurde wel meer, zo heel op 't onverwacht. Wanneer een van de meisjes vreesde dat zij gezondigd had, hetzij in daden, hetzij in gedachten, ging zij wel eens vroeg in de ochtend haar biechtvader raadplegen.
Adrienne repte zich. Zij vreesde reeds te laat te komen. Gelukkig was zij nog op tijd. Toen zij in de kille, schemerige kerk kwam, waar slechts enkele lichtjes weemoedig brandden, zag zij dadelijk een drietal vrouwen in zwarte kapmantel bij de biechtstoel zitten. Zij schoof in de rij en wachtte. Zij vouwde haar handen en bad met innige vroomheid, het hoofd diep neergebogen. Een vrouw kwam uit de biechtstoel, een andere vrouw nam haar plaats, Adrienne schoof op.
Toen kwam haar beurt. Met wankelende schreden beklom zij het trapje, knielde op het harde bankje neer. Het tralieluikje was gesloten. Meneer de pastoor hoorde de biecht van een andere penitente aan de overzijde. Dat duurde zo een hele poos. Adrienne voelde haar wangen gloeien en haar slapen bonzen. Eindelijk schoof het luikje open.
Door de traliën zag Adrienne meneer de pastoor in zijn geplisseerd wit koorhemd zitten. Zijn ogen waren dicht, zijn handen gevouwen. Hij bad. Een fijne, witlinnen zakdoek lag over zijn zware borst.
Hij opende zijn ogen en keek haar met een zacht-ernstige uitdrukking aan.
Hij luisterde, het hoofd naar het luikje geheld, de witte hand beschuttend voor zijn ogen. Hij liet haar zonder onderbreking spreken, maar af en toe ontsnapte hem een zucht en maakten zijn schouders een beweging, alsof hij nu en dan wel, door haar bekentenis, tot in het diepste van zijn wezen werd geschokt. Toen zij eindelijk zweeg lichtte hij langzaam