Zij staarden hem roerloos, met gemaakte ontzetting en verbaasdheid aan.
- Watte! Meugen w' ou nie ne kier trekteren! riep de zoon van de notaris spottend.
- Woarveuren wilt-e mij trekteren? vroeg meneer Triphon nijdig.
- Woarveuren...? Ha doarveuren...! Omda we blije zijn van ou te zien, zeg ik ou! klonk 't sarrend antwoord.
- Goed! zei meneer Triphon; - trekteer mij! En aangezien dat-e gulder mij trekteert, zal-e 'k ik older uek trekteren. Fietje, vroag ne kier aan die hieren wat da ze willen hên! riep hij, met een soort van uitdaging.
Fietje, die achter haar schenktafel was blijven staan, hield niet op met schaterlachen. 't Was alsof er iets buitengewoon opwindends haar kittelde. Zij rechtte haar mooie buste, die zo bekoorlijk was en kirde en koerde als een tortel van de dolle pret. Meneer Triphon werd giftig-nijdig.
- Es 't om mij da ge lacht, Fietje? riep hij, hard en bruusk. Zij staakte 't lachen, keek hem even ernstig aan.
- 'k Mage toch wel lachen, zeker, als ik leute hè! antwoordde zij ontwijkend.
- 'k Vroag ou of 't om mij es da ge lacht? drong meneer Triphon bijtend aan. En daar Fietje, voor alle antwoord, weer begon te lachen en te koeren, stond hij plotseling op en verliet met een razende vloek de gelagkamer.
Een woest gebrul van hoon ging achter hem op. Het loeide hem nog na, toen hij reeds passen ver was. - Verdome! Verdome! raasde hij dof, in 't duister van de straat. En hij knelde zijn vuisten en zwoer in zichzelf, dat hij hun dat betaald zou zetten.
Een andere al even weinig opbeurende ontmoeting was die welke hij kort daarna eens op een middag had met de drie juffrouwen Dufour.
Hij wandelde met Kaboel in 't veld en keerde lusteloos en eenzaam naar de fabriek terug, toen hij eensklaps, op korte afstand, in een bocht van de landweg, de drie juffrouwen Dufour naar zich toe zag komen. Zij liepen, alle drie in het donker gekleed, stijf als harken op een rijtje, en er was geen ontkomen aan: hij moest hen ontmoeten en groeten en