Het speet meneer Triphon bijna, dat zijn vader nog niet meer wist. Het andere zou hij natuurlijk ook wel eens horen en wat stond er dan te gebeuren...! Zou hij hem dan werkelijk uit het huis schoppen, zoals hij gedreigd had? Meneer Triphon was op alles voorbereid; hij verwachtte het ergste. Maar wat er ook gebeurde, Siednie zou hij niet verlaten, omdat hij nu wel wist, dat hij haar niet verlaten kón. Hij had voor zichzelf zijn toekomst, - althans zijn naaste toekomst, - opgemaakt. Hij had eindelijk, na heel veel strijd en wederzijdse tranen, aan zijn moeder beloofd dat hij met het meisje niet zou trouwen, maar, als tegenprestatie om zo te zeggen, het recht opgeëist haar af en toe te mogen bezoeken. En madam De Beule, zwak en ongelukkig, had zich daarbij neergelegd. Hij ging er nu geregeld heen, een paar keer in de week, 's avonds. Hij was er een gewone gast geworden, die als 't ware deel uitmaakt van de familie. Hij had er zijn vaste plaats, als in een societeit of koffiehuis; hij vond er een gezelligheid en rust, die hem thuis zozeer ontbraken. Zijn lange pijp hing er, tussen twee spijkers, in de schoorsteenmantel; zijn tabakspot stond er in een kastje door Siednie en haar moeder zorgvuldig fris en koel gehouden. Siednie was nu helemaal hersteld; zij zoogde haar kind en zag er bloeiend uit als een roos. Het kind zelf interesseerde meneer Triphon nu weer veel minder. Het gaf hem slechts zelden vaderlijke emotie of vertedering meer. Dat uitsluitend leven om melk in te nemen, zoals zulk een klein mensdiertje deed, was iets dat een man toch maar matig kon boeien. Des te inniger echter boeide het al die vrouwen, die er voortdurend omheen zwermden. Sidonie koesterde het met de beschermende liefde van een moeder-hen; en Lisatje en M'rie waren onderling jaloers wie het zou mogen helpen en kibbelden er wel eens over. Alleen de moeder hield een meer heldere en nuchtere kijk op het geval. Zij nam nu heel scherp het doen en laten van meneer Triphon en
Siednie waar en bij elke gelegenheid waarschuwde zij. ‘Past ulder op, zille, dat er gien twiede 'n komt!’ Doch meneer Triphon en Siednie waren daar zo bang voor als moeder zelf en pasten zeer goed op.