wegbleven, maakte zij storend lawaai bij de haard met haar potten en pannen. Ook nadat ze reeds weer in het keukentje waren scheen de wolk nog niet over en liep ze nog een hele poos sprakeloos, met een knorrig gezicht rond. De beide zusjes durfden dan geen vin verroeren en zaten met strakblinkende ogen en vurige wangen in hun bezigheid en in hun gedachten verdiept. Als vader of Meries toevallig in huis waren, had de bijeenkomst in het kamertje geen plaats.
Over eventuele toekomstplannen had meneer Triphon verder nog niet gesproken en er werd hem ook niet naar gevraagd. Zij schenen van beide kant vrede te hebben met de toestand zoals hij nu was en zoals hij zich verder vanzelf zou ontwikkelen. Het was als 't ware een stil akkoord dat meneer Triphon daar nu zou blijven komen en dat hij ook voor Siednie en later voor haar kind zou zorgen. Of hij ooit met haar zou trouwen bleef geheel in het onzekere; alleen had hij eens, op een avond van heel tedere ontboezeming plechtig beloofd, dat hij toch nooit met een andere zou trouwen. Dat was genoeg. Dat voldeed hen. Die toestand namen zij aan. Moeder had slechts de conditie gesteld, dat er geen tweede kind mocht komen, zolang hij haar niet huwde. En daar had hij zijn eed op gezworen, dat er geen tweede komen zou.
Ook vader en Meries hadden tegen zijn herhaalde bezoeken geen overwegende bezwaren geopperd. Wel had vader eens in 't algemeen gezegd, dat ze op hun hoede moesten zijn vanwege jaloezie en opspraak bij de buren, maar daar was 't ook bij gebleven. Vader had al niet veel in te brengen thuis en Meries nog minder. Die had helemaal niets gezegd. In werkelijkheid wisten de twee mannen ook niet, dat meneer Triphon zo dikwijls bij hen kwam. In de lange winteravonden kon hij vroeg komen en maakte doorgaans dat hij weg was vóór vader en zoon van hun werk buitenshuis terugkeerden. En als zij daar meneer Triphon niet aantroffen vroegen zij meestal ook niet of hij er wel geweest was, terwijl de vrouwen het er onderling eens over waren om ongevraagd het bezoek niet te verklappen. Was meneer Triphon er nog wél wanneer ze thuiskwamen, dan ging het nagenoeg precies zoals de eerste maal: een banaal-ernstig praatje over wind en weer en over de toestand van de wintergewassen;