uur reed... Ik kon toch niet slapen; wie weet... wie weet... of ik aan haar raam geen licht zou zien, of ze niet zou vóélen dat ik komen moest, of ze mij niet wachtte...?
Met jagende haast, zonder verder na te denken of te aarzelen, rukte ik mijn kleren aan. Ik keek op mijn horloge. Kwart over twee. Als ik mij repte kon ik de elektrische van halfdrie nog halen. Ik stopte de veters in mijn laarzen zonder die aan te rijgen, nam hoed, stok en jas, rende, in de duisternis, de trappen af. Het ogenblik daarna liep ik door de stille straten in de lenteluwe nacht.
Het licht van de elektrische flikkerde in de verte en ik holde er naartoe in stormpas om toch op 't uiterst ogenblik nog niet te laat te komen.
- Plenty of time; plenty of time, zei mij kalmerend een bediende, toen hij mij buiten adem aan zag rukken.
- Gaat hij nog niet? vroeg ik wanhopig.
In 't schijnsel van een lamp haalde de man zijn horloge uit.
- Over zeven minuten; de andere moet nog eerst arriveren, berichtte hij.
Ik ging in een hoek de veters van mijn laarzen aanrijgen en keek naar de van binnen verlichte, wachtende tram.
Er zaten een tiental mensen in: enkele slaperige arbeiders met hun gereedschap; een paar jongelui die lachend pret maakten en wat dronken schenen; een man eenzaam in een hoekje, met donkere snor en peinzende ogen.
De huizen daaromheen sliepen in duisternis, met dichte luiken. Mijn scherp gespitste waarnemingsvermogen merkte de dingen op; de gedachte drong in mij dat de huizen, evenals de mensen, een eigen leven leefden en dat zij, na 't volbrengen van hun dagtaak, moesten rusten en slapen. Ik voelde sterk dat alles rust en slaap behoefde om normaal te zijn en dat het abnormaal was als een tram zo laat nog reed en abnormaal ook wie daar nu mee reisde. Die mensen waren uit hun natuurlijk leven, uit hun evenwicht geslagen, en zo was ik ook, ik die nu, door mijn zenuwen opgezweept, in dit vreemde oord, het onbekende en het lege van de nacht instormde, om een hersenschim na te jagen. Ik gaf mij zeer goed rekenschap van 't gekke van mijn daad, maar deed die toch.