VII
Zo waren zijn gedachten en gevoelens in die volle, rijke zomer: gedachten zonder uitkomst en gevoelens zonder doel, toen van lieverlede iets anders, iets vreemds, iets nieuws, opwindend en angstwekkend, zowel in zijn leven als in het leven van alle andere mensen kwam.
Iets, waar soms over gesproken werd, sinds jaren reeds. Iets, waarvan men las in de couranten, maar zoals men leest van dingen die verzonnen zijn en toch nooit zullen gebeuren. Iets, dat vroeger wel gebeurd was, in barbaarse, oude tijden, maar dat nu, in déze tijd, en dan nog wel in Vlaanderenland, onmogelijk nog kón gebeuren.
De oorlog!...
De mensen zeiden, en de kranten schreven, dat er zou oorlog komen in het land! Niemand geloofde eraan, maar een onrust woelde en hing als 't ware over alles heen.
Er werden de gekste geruchten verspreid, waarvan het onmogelijk bleek het ware of onware na te gaan. Er was opnieuw een brief gekomen van Oscar uit Amerika, die de naderende oorlog voorspelde - was het niet onbegrijpelijk en onuitstaanbaar ergerlijk, dat zulke onheilspellende berichten telkens weer vanuit Amerika moesten opduiken? - een brief, waarin die zelfzuchtige lafaard alweer herhaalde, dat men in de ‘old country’ zoals hij zijn eigen vaderland noemde, vechten kon zoveel men wilde, maar dat hij er zich niet aan storen zou. Dat leek natuurlijk klare onzin; maar er waren andere verschijnselen, die de onrust en onzekerheid verergerden. Zonder dat iemand wist of begreep hoe zulks kwam, was er eensklaps zo goed als geen goud- of zilvergeld meer in omloop, terwijl enkele levensmiddelen, zoals vruchten, kippen, eieren, konijnen tegen een spotprijs werden aangeboden, en andere ofwel heel duur, of plotseling niet meer te krijgen