VI
Men moet zich aan iets hechten in het leven, maar liefde alleen maakt het leven niet compleet; men moet ook kunnen haten. En Meerken, die dol was op haar klein-krenterig renteniersbestaan, haatte nu de dokter, omdat hij er vanuit de hoogte had op neergezien en er de essentie zelf had willen van veranderen. Zij deed voortaan precies het tegenovergestelde van wat zij, volgens dokters raad, had moeten doen en het gevolg daarvan was dat zij ziek werd, ernstig ziek, en te bed moest blijven liggen.
Zij liet een andere dokter komen, uit een naburig dorp en deze vroeg zij niet wat zij zou moeten doen om te genezen, maar zelf zei zij hem met nadruk wat zij zich getroosten wilde om tot beterschap te komen. Het was niet veel en leek feitelijk meer op wat een sterk en gezond mens desnoods verdragen kon, dan op wat een oude en versleten zieke zich mocht permitteren. Maar die nieuwe dokter was nog een jong mens, pas in de streek gekomen en die zijn cliënteel had te maken; hij moest dus wel in de eerste plaats zijn patiënten trachten tevreden te stellen; en, ofschoon met moeilijk verholen tegenzin, stemde hij erin toe, dat Meerken jonge kippetjes en duifjes van de boerderij liet komen, en dat zij ham en spek met eieren at en kortom alles deed wat zij vooral had moeten laten. Want Meerken was er onwankelbaar vast van overtuigd, dat zij alleen aan flauwten leed en dat sterke, zware voeding haar weer op zou knappen. Maar Meerken werd niet sterker en verzwakte integendeel voortdurend en de jonge, slappe dokter schudde zeer bedenkelijk het hoofd en verheelde 't voor de overige huisgenoten niet, dat hij het met Meerken heel ernstig begon in te zien.
Zij lag op de bovenverdieping en door de twee kleine raampjes van haar krenterig rentenierskamertje had zij een uit-