niet liet ontsnappen: door sterfgeval kwam een net huisje leeg, juist onder aan de Molenberg: hij huurde het per brief van de baron, aan wie het toebehoorde; en in enkele weken tijd was 't keurig door hem ingericht, met vriendelijk-bemuurschilderde kamertjes en een ruim en luchtig atelier in 't noorden, op de mansardeverdieping. Nu was hij helemaal een schilder, de commerciële decoratieschildering werd hem bijna te min; hij voelde zich zeer een heer geworden, bijna een soort kasteelheertje, niet zo héél ver meer beneden de voorname stand van de twee regerende kastelen. Het huisje kreeg van buiten een zeer liefelijke roze kleur met groene en witte luikjes; en op het tuinhekje schilderde hij zelf de naam, die hij eraan geven wou in harmonie met het karakter van de Molenberg, die daar vlak achter lag: Villa du Moulin. Hij dacht wel, hoe Florimond en Sylvain zouden verontwaardigd zijn, omdat hij 't niet een Vlaamse naam gaf, maar hij was al zover, dat hij zelfs hún afkeuring durfde trotseren, als hij daardoor maar ietwat nader kwam tot zijn voorname illusie, tot de jonkvrouw van 't kasteel en de gelukzalige verrassing, die zij voor hem in bewaring hield.
In die illusie, en ook in de hoop op de verwezenlijking ervan, werd hij trouwens meer en meer door zijn beide vrienden gesterkt. Die vonden er zelfs hoegenaamd niets buitengewoons aan, die kwamen telkens weer aanzetten met hun voorbeelden van grote kunstenaars die door prinsessen werden bemind en geïnspireerd; en zij zelf, trouwens, bij gebrek aan voorradige prinsessen, lieten zich gul genoeg inspireren door jongedames van wat minder soort, met wie zij lief en leed, vooral het eerste, deelden. 't Was iets waarvan 't eenvoudig buitenjongetje maar niet bekwam. Nu eens waren zij met deze, dan met gene, telkens zo warm-intiem alsof 't voor eeuwig was en een week daarna weer van elkaar gescheiden, als hadden zij elkander nooit gezien. Het waren meestal meisjes met platgestreken bandeaus en gedecolleteerde hals en Florimond en Sylvain betitelden hen met de pronknaam van estheten-vrouwen: vrouwen, die de superieure kunstuitingen voelden en, vrijgevochten van elk werelds vooroordeel, feitelijk de enigen waren, die werkelijk de artiestenziel begrepen. Bijna elk jong meisje, uit de nog niet geheel verdorven volks-