dergeschikt deel was van wat hij had willen en kunnen bereiken.
Hij sprak met Fonske over de betekenis van de kunst en onder 't spreken had hij die knedende bewegingen van de handen die hem eigen waren en waarmee hij zijn argumenten om zo te zeggen tot concreet voelbare bewijsstukken scheen te verwerken. Wat speet het hem, dat hij zelf geen kunstenaar was! Wat was er nog veel, oneindig veel te scheppen en hoe zou hij die wereld van gewaarwordingen en ervaringen, waar hij vol van was, die bij hem overborrelde, met aangrijpende kracht uitgebeeld hebben! Hij keek naar Fonskes schilderijen en vond er wel veel goeds in, maar wat was er nog oneindig veel meer en groters en diepers te verwezenlijken! Het ganse lijden van het proletariaat was nog in duizenden en duizenden schakeringen te beelden, en 't moest en 't zou geschieden door de krachtige jongens uit het volk, die 's volks ellende hadden meegeleefd en meegestreden. Waarom een dromerig, arcadisch landschap uitgeschilderd, terwijl er in dat landschap mannen zwoegden, dag aan dag, van de ochtend tot de avond, hun ganse leven lang, in afbeulende verstomping, voor een ellendig stuk brood! Wat was, vanuit een menslievend en zelfs gewoon menselijk standpunt beschouwd, aangrijpender: een lichtekooi of rijke dame met prachtsieraden in een luxekoets, of een arm fabrieksmeisje dat, in lompen neergehurkt, tegen de barre muur van die fabriek, van afgematheid zit te hijgen! En waarom, als schilders konterfeitsels van de oorlog wilden scheppen, waarom moesten het telkens schitterende uniformen zijn, en steigerende paarden, en wapperende vlaggen en trofeeën; en niet de gruwelijke, anonieme, vuile en triestige doodsellende van één enkel, onschuldig, afgemarteld wezen: het simpel soldaatje, één en miljoenenvoudig, de Mensheid zelf, die voor de grillen of belangen van slechts enkele machtigen vermoord wordt? Ja, de lelijkheid, de vuilheid, de gore, vieze, triestige, stinkende vuilheid en niet het valse klatergoud van de oorlog, wie zou dát eindelijk eens schilderen?
Hij wond zich op, hij liet zich gaan, hij kneedde zijn woorden als ballen, weldra, als hield hij een publieke voordracht, door een schaar van gretige toehoorders omringd; en de