en 't kasteel van meneer de baron, ieder op zijn heuvel, met de rivier en de weilanden vol grazend vee eronder. Tevergeefs had Fons gepoogd, uit een begrip van logisch verband, de wolvenjacht te doen vervangen door een ander tafereel, b.v. door het kerkje en het oude molentje, aangezien er misschien nog wel herten, maar zeer zeker geen wolven in de omtrek meer bestonden. Doch de bierbaas had absoluut op de wolven aangedrongen en Fonske moest, met tegenzin, wel toestemmen. Het ging niet zonder enige moeite. Sylvain en Florimond hadden met hem wel eens gesproken over wat zij noemden ‘hun artistiek geweten’, dat hun slechts toeliet die werken uit te voeren, welke met hun esthetische opvatting strookten. Nooit weken zij van dit hardnekkig vastgehouden beginsel af en Fonske vroeg zich even af, of het nu ook zijn artistieke plicht niet was onwankelbaar zijn mening te verdedigen. Hij deed het echter niet. Voor ditmaal gaf hij toe, vast besloten, later, als hij nog wat sterker in zijn schoenen stond, geen enkele concessie meer te doen.
Toen kwam iets anders aan de beurt. Een artiest mocht wel eigenaardig, maar niet schunnig gekleed lopen. Een artiest toch was een heer, en, als zodanig, diende hij zich netjes voor te doen. Met een deel van de driehonderd vijfenzeventig frank, kocht Fonske zich nieuwe kleren. Hij nam ook de gewoonte aan, elke dag, ook op zijn werk, een witte boord te dragen, en hij liet zijn haar groeien en machinaal streken af en toe zijn vingers in krullende beweging op zijn bovenlip, waar zich een donzig snorretje begon te ontwikkelen. In enkele weken tijd was Fonske zó veranderd, dat de mensen hem niet meer herkenden.
In de stad had het kringetje van zijn kennissen zich ook langzaam uitgebreid. Zijn verkochte schilderijtjes waren, met werk van andere jonge schilders, in een klein zaaltje tentoongesteld geweest, en enkele mensen waren hem komen aanspreken, hadden hem complimentjes gemaakt. Zelfs had een lokaal kunstblaadje waarderend over zijn arbeid geschreven. Meer en meer ontwikkelde hij zich tot bewuste zelfstandigheid en voelde hij hoeveel ruimer de wereld en het leven waren, buiten het nauwe kringetje, dat tot nog toe zijn blik omgrensde. De regerende kastelen van zijn nederig dorpje