aan de rentmeester hoe het kwam dat de ververs nog niet weg waren. Zijn vraag wekte ook de aandacht van mevrouw de gravin, van jonkvrouw Elvire, en de Engelse, en op hun beurt keken zij omhoog en zagen en herkenden Fonske.
- Is dat wel Fonske! riep het jong meisje verbaasd.
Fonske, zijn naam horend, greep naar zijn pet om te groeten. Maar in zijn ontroering deed hij 't zo onhandig, dat de verfborstel van tussen zijn vingers wegglipte en met een spat op de grond viel.
- Och Hiere! kreet Fonske en haastte zich de ladder af.
Daar stond hij vlak vóór zijn jonge beschermster. Vuurrood, met schuwe schaamte-ogen, keek hij haar even aan en sloeg dan weer de blik ten gronde.
- Moar Fonske, zij-de gij virrewoare geworden? vroeg jonkvrouw Elvire. En in de klank van haar stem lag als 't ware iets van teleurstelling, terwijl zij hem, met vervreemde ogen, van het hoofd tot de voeten opnam.
- Joajik, mejonkvreiwe, schuchterde Fonske.
- En goat-e gij noar de tiekenschole nie mier?
- Toettoet, mejonkvreiwe, alle zondagnuchtijngen.
- What a pity! jammerde halfluid de stem van de Engelse. Fonske stond daar roerloos, met zijn bekladde handjes, tussen wier vingers de opgeraapte borstel beefde. Hij had wel kunnen schreien, zonder te weten waarom. Hij keek nog eens bedeesd de jonkvrouw aan en vond haar zó veranderd, dat hij haar haast niet herkende. 't Was of daar iemand anders vóór hem stond. In die enkele maanden had ze zich bijna tot volwassen vrouw ontwikkeld. Haar haren waren opgestoken, zij droeg geen korte japon meer en zelfs de uitdrukking van haar gezicht scheen anders: nog altijd lief en mooi; mooier, véél mooier zelfs dan 't jaar tevoren, maar ook ernstiger, strakker, verder van hem af als 't ware. Fonske voelde instinctmatig die plotselinge afstand van verwijdering, dat werk van de afwezigheid en 't maakte hem nog bedeesder, het stolde als 't ware zijn ziel in zijn binnenste.
- G' hèt toch nog geschilderd, hoop ik? vroeg ze na een poos en bekeek hem even weer met een glimlach zo innemend-vriendelijk als vroeger.
- O joa joajik, mejonkvreiwe, haastte Fonske zich te ant-