stelde voor te bidden, in afwachting van de komst van de dokter, die hij door zijn koewachter had laten halen.
Zij knielden en baden: een sombere, dichtgeschaarde groep in de sombere keuken, rondom de stoel waar Ivo dood zat. Een heel klein vlammetje danste af en toe nog uit het grijze haardvuur op; het scheen te spelen over de karbonkels; het likte en wipte hier en daar, gelijk een zoekend dwaallichtje, en beurtelings bescheen het vluchtig Ivo's rechterhand en aangezicht, en de gezichten van de geknielde en halfluid biddende aanwezigen, of doofde plotseling uit om 't ogenblik daarna weer stoeiend op te flakkeren. Een stem, weldra, bad hardop voor, als bij gewone lijkplechtigheden, en naarmate al de anderen 't gebed herhaalden, drong met steeds vaster zekerheid in hun gemoed de overtuiging dat Ivo wel degelijk dood was. Maar eensklaps gleed de blaaspijp ratelend uit Ivo's handen en met een angstgil sprongen allen overeind en vluchtten naar de voordeur.
Juist ging die open en kwam de dorpsdokter binnen.
- Wa schilt er dan! zei hij, door hun schrik verwonderd. Hij vroeg om licht, Péélzie stak een lampje aan, hij nam het uit haar sidderende handen en kwam ermee naar Ivo toe. Allen bleven op een afstand, roerloos, met ogen van ontzetting en angst.
De dokter monsterde Ivo aandachtig met zijn lampje in 't gezicht, drukte 't hoofd tegen zijn borst, tilde even zijn arm op, en liet die als een stok tegen de leuning van de stoel terugvallen.
- Hij es deud, zei hij, alsof 't gewoonste van de wereld gold.
- Es hij oprecht deud, menier den dokteur? vroeg Leo, schoorvoetend weer naar voren tredend.
- Joaj, zilde, antwoordde de dokter, Leo spotachtig aankijkend.
- Meinschen, hij es tòch deud! keerde Leo zich gewichtig tot de buren om.
En, niet bang meer, begonnen zij de huisgenoten met het nodige te helpen.