haar bewegingen, hollend van het ene naar het andere, als had zij plotseling een overweldigende taak ontdekt, die zonder enig uitstel diende volbracht te worden. Zelfs Guustje moest voor haar uit de weg, en waar hij ook maar even, in dankbaar herdenken van 't genotene, haar wilde omarmen en omhelzen, worstelde zij zich los en duwde hem brommerig opzij, bewerend dat zij hoegenaamd geen tijd had zich met hem nu op te houden. Zij stak hem eindelijk, evenals een gesarde huisvrouw met haar hinderlijke echtgenoot zou doen, enkele stuivers op zak en stuurde hem de keuken uit, zeggend dat hij nu niet meer werken moest en maar liever in de Graeve van Halfvasten, haar ouders herbergje, een paar borreltjes zou gaan drinken.
Guustje vertrok, stralend gelukkig, fier als een haan, levenslustig opsnuivend de scherp prikkelende winterochtendlucht. Hij stak zijn pijp op, maakte eerst een praatje met Angelus en Leo aan de overkant, slenterde naar de Graeve van Halfvasten, dronk er zijn borreltjes en trakteerde ook Péélzies vader en haar broers; en toen hij, lichtjes aangeschoten, tegen twaalf uur op het boerderijtje terugkwam, vond hij er de tafel fris gedekt, het eten lekker klaar en Péélzie, weerom goed geluimd, als een vrouw vol zorg en toewijding op hem wachtend.
Zij aten samen in gezellige intimiteit allersmakelijkst gebraden spek met aardappels en kool, hij mocht nu weer haar tandenharkje zoenen, en, al spraken zij nog even over de fuif van de vorige dag, toch waren ze 't dadelijk eens, dat ze deze eenvoudige maaltijd onder hen beiden verre verkozen boven de gezochte spijzen en de wijnen en champagne in de Desan-devoazeur. Zij spraken ook nog, maar met spottende minachting, over meneer Fitór en Mietje Fnieze; Péélzie werd zelfs even boos en beknorde Guustje, omdat hij er ooit aan had kunnen denken zich met zulk een schepsel af te geven; doch zij werden het beiden weer dadelijk eens, dat zulk gemeen soort niet waard was om er nog over te spreken; en, toen Guustje zich verzadigd had, ging hij op aanraden van Péélzie op háár bed wat liggen rusten, terwijl zij de schotels zou omwassen en even gaan zien hoe het met Ivo gesteld was.