boas, gij of de koster? gilde 't Puipken, grijnzend van woede.
Het Ezelken kreeg tranen in haar ogen.
- 'k Zal e-kier informeren, Ivo - jongen; 'k zal de koster hier doen komen, poogde zij hem te sussen.
Maar 't Puipken was nog lang niet uitgepraat; en nu nam hij eens goed en flink de gelegenheid waar om uit te varen tegen de kostersfamilie, die daar alles in beslag nam en juffer Constance zelf, als ze niet oppaste, van armoede op de straat zou jagen. Toen week hij naar de deur terug, met de beslissende woorden:
- Ik of die snotneuze, iefer Constance, ien van de twië, ge meug kiezen.
- 'k Zal de koster loate roepen, zuchtte nog eens het Ezelken; en zij liet het Puipken gaan.
Nauwelijks had 't Puipken de deur van de huiskamer geopend of hij zag wegvluchtende rokken in de gang.
- Ha, die lege vodden, z' hên aan de deure stoan hurken! riep hij verwoed en luid genoeg dat 't Ezelken het horen kon.
Maar het ontdane Ezelken reflecteerde er zelfs niet op. Zij wachtte een poosje om zelf op haar verhaal te komen, en zond toen Stanske haar vader halen.
Hij kwam dadelijk, als altijd opgeruimd en glimlachend, verbazend jong van uiterlijk gebleven voor zijn jaren, met levendig blinkende ogen en licht-magere gestalte, waarvan alleen de schrale, ietwat kromme benen, enigszins stram begonnen te worden. 't Was hem wel aan te zien dat hij zich gans bewust voelde van zijn sterke invloed op het Ezelken, en reeds bij 't eerste woord dat zij over het zaakje uitte, waarvan hij alvast door zijn dochter op de hoogte was gesteld, antwoordde hij luchtig, met een hoofdschuddend lachje:
- O, da Puipken, dat zjaloes manneken! Kan 't hij nou euk al nie verdroagen, dat 'n kind zijne stiel liert!
't Ezelken voelde zich al overwonnen. Zij kón tegen die man niet op. Het kwam er niet op aan wat hij al zei of niet zei; dàt, wat telkens weer, alleen al door zijn verschijning, op de voorgrond trad en haar ontroerde en verlamde, was 't ver-