kuil stond Céline haar nijdig-spottend aan te gluren. Zij zag het onbeschaamd gezicht met de wild-stoute kijkers en de rode wangen, en, net als op die avond van uit 't kostershuis, ontwaarde zij ook even, door de open mantelspleet, als in een bewust-triomfante uitdaging van krachtvolle jeugd, de mooie, ronde vormen van de prachtheupen, en van de zwaar geworden boezem.
Met walging wendde zij het hoofd af en een gedrang van de menigte onttrok haar 't gezicht van de gehate verschijning. De kist werd in de grafkuil neergelaten. Hol roffelden de opgehaalde touwen over 't glinsterend verniste hout, en enkele aardkluiten vielen er bonzend op neer.
- Amen, zong meneer Désiré, en na een laatste wijwaterbesproeiing, trok hij met kruis en vanen en met koster en andere priesters heen, terwijl de torenklokken weer zwaar begonnen te luiden.
De menigte drong toe; allen wilden nog eens van nabij de prachtkist zien, waarop het Ezelken en Aamlie, met bevende hand, voor 't laatste afscheid, een schopvolletje aarde lieten vallen. Maar op datzelfde ogenblik ging er, uit het midden van de dicht op elkaar geperste menigte, een hevig standje op.
- Die eiwe rosse! die valsche deugeniete! riep duidelijk een heftige mannenstem; en daartussen door weerklonken nog meer scheldende stemmen, onder andere een vrouwenstem, schril-hoog, met opruierig geschreeuw, als gold het een gevecht.
Dat waren de onterfde neefjes en nichtjes, die aan hun ziedende woede op juffer Toria eens lucht gaven. Zij waren naar de begrafenis gekomen om schandaal te maken. De veldwachter vloog dreigend op hen af en deed hen zwijgen, terwijl Aamlie en het Ezelken, bevend van schrik, zich naar de kerk terug spoedden, om er het einde van de dienst bij te wonen.
De menigte had eventjes gegrinnikt en gelachen; maar de grafmaker en zijn helper waren reeds druk bezig, met boordevolle schoppen, de kille aarde der vergetelheid over juffer Toria's kist te spreiden.