greep heel duidelijk dat meneer De Stampelaere reeds op de rijkgevulde beurs van juffer Toria geklopt had, en al twijfelde zij ook geen ogenblik dat het geld werkelijk voor een goed doel bestemd was, toch speet het haar, dat het juist in handen van de vreemde priester moest terecht komen. Waarom wel aan hem en niet aan haar broer Désiré? Waarom dat prachtig klooster op het vreemde dorp en niet in 't dorp van juffer Toria? Ach! 't Was allemaal Désirés eigen schuld en vooral de schuld van die ellendige Céline! En, verder over de zaak doordenkend, voelde 't Ezelken zich voor haar eigen toekomst niet gerustgesteld. Voor 't eerst dacht zij eraan: Wat moest er van haar worden, waar moest ze heen, als juffer Toria stierf? Zou ze wel een onderkomen, een betrekking, hoe ondergeschikt ook, kunnen vinden in dat prachtig klooster, dat zeker grotendeels met 't geld van juffer Toria gebouwd zou worden? Ach! Nog eens en nóg eens; hoe bitter jammer dat zulk een buitenkansje Désiré, en nog wel door zijn eigen schuld, ontsnappen moest!
Ook, nadat haar broer zichzelf, die avond, bij juffer Toria had aangemeld, en onverrichter zake was moeten vertrekken, speet het haar haast, na de eerste ogenblikken van ontsteltenis en angst, en niettegenstaande haar gruwelijke vrees hem daar te ontmoeten, dat zij hem bij de zieke niet had toegelaten. Maar hij zou terugkomen, en, om het terrein enigszins, als 't kon, indirect in zijn voordeel te prepareren, waagde zij 't aan juffer Toria te zeggen:
- 't Es meschien nog spijtig, iefer Toria, dat da kleuster, as ge 'r ou geld aan geeft, op ou eigen dorp nie 'n komt.
De oude, zieke kwezel keek het Ezelken strak-stijf met haar fel gebleven, zwarte, stoute ogen, ondervragend aan, alsof ze raden wou wat achter die woorden kon verscholen zitten. Toen zei ze, boos, kortaf:
- 'n Kleuster op dees dorp, in d' handen van ou broer en mee Céline aan 't heufd!
En zij barstte in een nijdig-honende spotlach uit.
Het Ezelken had tranen in de ogen.
- Ik ben d'r toch euk nog, iefer Toria, ik zal loater toch euk ievers noartoe moeten om mijn breud te verdienen, snikte zij eensklaps, over zichzelf ontroerd.