zicht en weer een ietsje te zwaarlijvig; en eerst toen zij, met nog jagend hart, weer veilig in het huis van juffer Toria geborgen zat, gaf ze zich duidelijk rekenschap van de ontzettende gebeurtenis en vroeg ze zich af hoe het wel kon dat het zo natuurlijk en zo kalm was afgelopen. Eerst nu voelde zij duidelijk, in al zijn scherpheid, het onverbiddelijk definitieve van de scheiding, maar tot haar diepe verbazing leed zij er haast niet meer onder en was er niet ver van af te denken, dat die toestand de enig mogelijke en wellicht voor beiden ook de beste was. Dàt wat haar maanden vroeger zou hebben doen schreien van ellende, gaf haar, eenmaal de eerste emotie voorbij, een gevoel van zachte en veilige berusting, iets dat nu werkelijk zo kon blijven duren, omdat het zich vanzelf, door lijden en strijden, tot die onwrikbaar vaste basis vastgezet had.
Een andere ontmoeting, die haar ook weer nader tot haar vroeger leven bracht, was die van de koster. Gans onbevangen kwam hij eens op straat naar haar toe, vroeg hoe 't met haar ging, en na een heel kort praatje drong hij erop aan, dat zij toch eens met zijn vrouw zou komen kennis maken.
- Moar ge moet ou 'n beetsen hoasten, glimlachte hij, want tusschen dit en ienige doagen goa ze mee ne kleine kwekker liggen.
- Es 't woar! zei 't Ezelken, een vuurkleur krijgend. En meteen kwam zich even de gekke gedachte aan haar opdringen, dat zij nu zelf in zulk een toestand als de kostersvrouw had kunnen zijn, indien zij op zijn huwelijksaanvraag was ingegaan.
't Was of hij instinctmatig haar gedachte raadde. Een leuke uitdrukking kwam over zijn steeds jeugdig gebleven gelaat, en hij fluisterde:
- 't Es toch oardig in de weireld, e-woar, iefer Constance. Hoadt-e gewild, ge zoedt gij nou meschien azeu zijn.
- 'k 'n Moe doar nie van weten! riep het Ezelken eensklaps kort en driftig, giftig-boos wordend.
Hij excuseerde zich. Hij had haar toch heus niet willen beledigen. Hij zei dat maar, omdat het even zo in zijn gedachte opkwam, en nog eens herhaalde hij, dat zij hem toch zulk