een misprijzende verwensing bromde. Zij hoorde 't rijtuig over de hobbelige straatkeien wegschokken; zij stond daar even roerloos, als in een droom; en in die droom was 't of zijzelf zich met 't rijtuig voelde wegvoeren, als zijn vrouw naast hem, een wonder en onbekend gelukslot tegemoet.
Maar 't duurde slechts een ogenblik. De ruwe stem van juffer Toria, die nog steeds wrokkig tegen de koster uitvaarde, riep haar tot de werkelijkheid terug; en achter de oude kwezel verliet zij, gedwee als een tam hondje, de kille, onbewoonde voorkamer, en ging weer, ontroerd en sprakeloos, haar plaats innemen bij het helder tuinraam, in de huis-kamer.
Die ganse dag bleef 't Ezelken mat en stil. Zij at weinig en sprak slechts de hoogst nodige woorden. Zij zei dat ze zich niet zo bijzonder wel voelde en ging heel vroeg naar bed. Maar door Aamlie wist zij dat de koster nog diezelfde avond thuis terugkwam en er in de straat feest gevierd zou worden, en dat maakte haar rusteloos en zenuwachtig, en in haar bed lag zij met kloppend hart te luisteren of het rijtuig nog niet naderde.
Daar hoorde ze 't eindelijk! Evenals 's ochtends, reed het ratelend, in vlugge draf over de hobbelige keien, nu, in de avondstilte, harder en lawaaiiger nog dan 's ochtends, zó hard, dat het haar inwendig pijn deed. Meteen vernam zij de echo van verwijderde juichkreten, en door haar ruiten glom even een vaalrode gloed: de verre weerglans van de traditionele pikton, die de feestjoelende straatjeugd ginds vóór zijn huis had aangestoken.
't Was 't Ezelken niet mogelijk in bed te blijven. Zij stond op, huiverend op blote benen in haar gebreid-wollen, kort nachtrokje, met de om de hals gestrikte, witte slaapmuts op het hoofd, dat nu zo kinderachtig klein en schraal en smal leek in de bleke maneschijn. Zij ging naar 't raampje, trok het stil-voorzichtig op een kiertje, en keek en luisterde, zoals zij vroeger, in de pastorij, zo vaak gedaan had. En al was de toestand nu heel anders, en al wist zij wel dat niets gebeurde wat niet mocht gebeuren, toch onderging zij weer bijna 't gevoel van vroeger: een mengsel van toorn, en spijt, en smart, en ergernis, met een ellendige, onweerstaanbare be-