kon zij er niet van slapen en lag peinzend, met wijdopen ogen, te staren door de hoogste ruitjes van haar raampje, naar de heldere maan in donkerblauwe sterrenhemel. En toen zij, na eindeloze uren, insliep, droomde zij ervan; en toen zij, nog vóór dageraad, eensklaps wakkerschrikte, voelde zij haar kussen nat van tranen.
Wat had ze toch? Wat kon het haar eigenlijk schelen?... Zij schaamde zich en bad, met vroom gevouwen handen, een vurig smeekgebed, als om vergiffenis te vragen voor zij wist niet welke grote zonde, die zij onbewust begaan had.
- Moakt dat ge 'r de volgende kier wa mier van weet te vertellen, had juffer Toria in haar onvoldane nieuwsgierigheid tegen 't Puipken gezegd; en toen de tuinman twee dagen later weer bij de oude kwezel aankwam, had hij een leuk, stralend gezicht, want hij had de aanstaande van de koster gezien,... ja, zij was in 't dorp geweest, met haar moeder, om naar ‘d'occoasie’ te kijken, en zij waren ook in de pastorij geweest, en hadden in de keuken bij Céline koffie gedronken, en meneer de pastoor had hen gelukgewenst, en...
- Wordt hij nou heul-de-gans zot! barstte juffer Toria woedend uit, 't Puipken in de rede vallend.
't Puipken stond even onthutst, maar vóór hij er meer van kon vertellen had de oude kwezel hem alvast hartstochtelijk verder uitgevraagd:
- Hoe zie ze 'r uit?
- Hoa!... 'n firm vreiwemeins, zilde; hij zal d'r meugen mee uitkomen, antwoordde 't Puipken met overtuiging.
- 'n Dikke maffe, zeker? riep minachtend juffer Toria.
- 'n Streusche! zei 't Puipken. - Goe gevuld; d'er es pak aan, zilde! En hij lachte even, ondeugend, wat juffer Toria's verontwaardiging nog deed stijgen, terwijl het Ezelken, met een plotse kleur, als was iets onbetamelijks gezegd, de blik zedig ten gronde sloeg.
- Ho! Die dwoazekonte! Mee azeu ne sloeber willen treiwen. Ze zal d'r geiwe spijt van hên! Ze zal heur deud-schriemen! voorspelde de oude kwezel dreigend. - Moar ze 'n moet 't moar weten euk; 't es da ze zelve nie 'n deugt os ze mee azeu ne nie-weird treiwt! besloot zij wraakgierig; en al haar vroegere veten en haatdragendheid tegen de koster