ken, en haar stellige verzekering dat de duivin nog niet mee-gezondigd, noch de liederlijkheid van de tortel aangemoedigd had, werd een tweede slachtoffer gespaard.
Zo roeiden de twee oude vrijsters hardnekkig-onmeedogend om zich heen de zonde en het kwaad uit; en hun enige grote grief in deze richting, waar zij machteloos tegenover stonden, als tegenover een hemeltergende uitdaging die niet te keer gegaan kon worden, was het onbehouwen, nachtelijk gedoe van de katten, op het dak of in de tuin. 't Was daar soms een geschreeuw en gemiauw om erbij te huilen en te ijzen; zij vóélden de zonde gebeuren en wisten geen raad om die te beletten; zij waren trouwens veel te bang om 's avonds in de tuin te lopen en de akelige zondaars te verjagen; zij keken slechts wanhopig smekend naar Berten, hun eigen rustige, vette, gecastreerde huispoes, die, gezellig in een kringetje gedraaid, dat alles aanhoorde zonder een lid te verroeren en die zij, om zijn bezadigde wijsheid, zo teder en zo innig liefhadden. De oude kwezel trok hem op haar schoot, terwijl daarbuiten 't liederlijk spektakel gierde, zij sprak hem strelend zoete woordjes toe en deed hem spinnen, en 't Ezelken moest hem tot troost en tot beloning voor zijn kalmte een schaaltje suikermelk gaan halen, die hij dan heel langzaam, met kleine, korte snoeplikjes, de ogen knippend van genot, lekkerbekkerig verorberde.
Dat waren vrijwel de enige, overigens draaglijke hindernissen van hun leven, dat verder gans kalm en gelukkig zijn dagelijks gangetje liep.
Er was een zachte en gezellige stemming in de stille huiskamer, die, door het groot en helder vierkant raam, een heel mooi uitzicht op de goed verzorgde, nogal uitgestrekte tuin had. Eenzelfde, gelijkmatige intimiteit scheen zacht te heersen, zowel buiten als binnen; het oog ging rustend van de ouderwetse meubelen op de ouderwetse bloemperkjes; de afgeronde palmboompjes hadden zowel in de huiskamer als bij het tuinhek kunnen staan; en het glooiend grasveld met zijn vijvertje, waarin rode vissen zwommen, en waar ook in 't midden, op een minuscuul klein eilandje, een grote mooie glasbal prijkte, leek helemaal een kunstmatig gedoetje, dat