bij de boeren, hoefde hij niet al te bang te zijn zich te vergissen. Rust en voedsel, als die mensen het zich konden veroorloven, of het nodige ervoor kregen, verrichtten daar meestal wonderen. Maar ook bij zijn welgestelde patiënten, voorál bij zijn welgestelde patiënten, die zulke makkelijke geneeskunde zo bijzonder naar hun smaak vonden, was hij om zo te zeggen door zijn gunstige reputatie gedwongen dezelfde therapeutiek toe te passen, en bij dát gedeelte van zijn clientèle werkte het niet altijd even gunstig. Dáár was het wel een enkele maal op beroerte of hartverlamming uitgelopen, en zeer zeker lagen er op 't kerkhof, die, met een ander dieet, nog een aardig poosje zouden rondgelopen hebben.
Hij kwam, keek naar juffer Toria's tong, voelde haar pols, informeerde naar haar eet- en slaaplust, en al dadelijk klonk zijn wel verwachte diagnose:
- Hm!... 't Zijn fleiwten. Ge zilt ou beter moete voên, en 'n goe gloas wijn drijnken. 'k Zal beginnen mee ou 'n flasselken veuren te schrijven, woarvan da g' alle twie uren ne lepel meug nemen.
- Ne soeplepel of ne káffeelepel, menier den dokteur? vroeg juffer Toria nauwgezet.
- Ne soeplepel, ne firme soeplepel. Goa-je op tij noar achter?
- Almets, en almets niet, antwoordde de oude kwezel angstig. Zoedt er mee beteren?
- Ge meug gerust zijn, 't es 'n affeiren van niemendalle, verzekerde de oude dokter, alvast naar de deur gaand om te vertrekken.
- En mijn moagpijne, menier den dokteur? 'k Hè toch almets zuk 'n wrieë moagpijne, klaagde juffer Toria, hem op de hielen volgend en wanhopig dat hij zo gauw wegging.
- 't Zal d'r euk mee beteren; 't 'n zijn anders nie as fleiwten op de moage, herhaalde de arts gebogen onder 't deurportaal verdwijnend.
Juffer Toria, en ook het Ezelken, waren maar half gerustgesteld. Toch hadden zij volkomen vertrouwen in dokter Van Boeckel, die al zóveel mensen had genezen; en Aamlie werd dadelijk om de fles gezonden, die de dokter bij zich