Sidonie heel boos, zij sleurde hen bij de armen weg en de straf bestond in klappen om het oor en opsluiting in twee afzonderlijke, donkere hokken, waar zij dan een hele poos, grienend en kermend, met hun vuistjes en hun klompjes, tegen de deur stonden te bonken en te schoppen.
Sidonie zelf, in de volle, weelderige bloei der jaren, had reeds lang haar quasi damesachtige stadspakjes afgelegd en liep weer, als vroeger, in haar boerinnejakjes en haar korte rokjes. Zij begon zwaar te worden, met vollijvige buste en brede heupen, maar het gelaat had nog niets van zijn ietwat te rood-gezonde frisheid verloren, de tanden bleven gaaf en schitterwit, de haren zwart en prachtig golvend. Zo was zij ook oneindig veel mooier in harmonie met haar eigen type van schoonheid dan onder haar stijve stadsvermomming; en uren lang zat hij haar vanuit zijn hoek in de schoorsteen te beloeren, al haar bewegingen volgend, tot het eensklaps in hartstocht bij hem opgloeide en hij haar dringend, en bijna gebiedend, bij zich riep. Soms deed hij haar ook wel op het kasteel komen; doch daar, in 't herbergje, waar een vaag gevoel van gevaar hem omdreigde, was de prikkel veel scherper. Daar vlamde 't plotseling ontembaar op, hij deed de deuren voor en achter sluiten en eiste onmiddellijke bevrediging, in een wildheid van hartstocht, die hem telkens weer het onvergetelijk genot van de eerste kennismaking voelen deed.
Zo groeide hij vast, elke dag meer en meer, in dat energieloos, álles verdovend leven. Al de herinneringen van 't verleden: zijn jeugd, zijn ongelukkige liefde voor Elsa, 't verlies van beide ouders, zijn toenemend maatschappelijk verval, alles taande langzaam in hem weg en steeds dieper hechtte hij zich, niet alleen aan Sidonie, maar, onbewust, ook aan haar ganse omgeving. De geelgekalkte muurtjes van 't benauwde herbergje, de brede zwarte haard, de lage bruinge-rookte balkenzoldering, de kasthorloge in de hoek, die scheefgehinkt stond als een stokoud pruttelwijf, de kleine schenktafel en 't rekje aan de muur, met de schel gekleurde papieren horens in de glazen, 't was alles zo bekend, 't sprak alles al zo lang en zo intiem tot hem, dat hij, ook zonder Sidonie,