gaf, hij die steeds zó weinig had gedaan om zich bemind te maken en die nu ook weer zo helemaal buiten haar om leefde?
Reeds kort na de dood van zijn vader had hij haar zijn voornemen medegedeeld zijn studies te schorsen om zich met allerlei op het buiten bezig te houden. En ofschoon tegen haar zin, had ze 't hem niet kunnen beletten. Hij was teruggekomen, en, kort na hem, ook Sidonie, met haar twee kinderen. Zij woonde ermee bij haar ouders in, en daar ging hij haar nu weer iedere dag bezoeken, niet meer gedoken als vroeger, maar openlijk, als een geavoueerd gezin.
Mevrouw Dudemaine poogde er hem ook niet meer van af te houden. Waarom ook? Zij stond daar zo helemaal buiten, nu. Dat was een afgedane zaak; dat behoorde bij deze treurige, onvolmaakte wereld en zij leefde in zo geheel andere, rein-verheven sferen. Zij was er niet boos meer om, en voelde ook geen schaamte; dat scheen haar alles nu zo heel natuurlijk en onvermijdelijk, en soms dacht zij aan die twee kinderen van hem, haar eigen kleinkinderen toch, die daar zo heel dichtbij woonden en die zij niet eens kende.
Zij dacht eraan, maar zonder enige liefde noch verlangen. Zij dacht er alleen indirect aan, om zich dan weer te verdiepen in tedere mijmeringen, in denkbeeldige liefkozing van andere kinderen, de kinderen van Marguerite, indien ze leefde. Dat zouden ook háár kinderen zijn geweest, die had ze lief in hun denkbeeldig wezen, lief met de onvergankelijk totale liefde, die zij voor haar dode meisje voelde...