gemakkelijk, en als 't ware vanzelf zou aflopen? Een reuzentaak was het waarvoor ze zich had ingespannen, nu besefte ze 't maar al te duidelijk; maar 't moest, het mòèst; zij voelde in haar eigen trillend hart het zenuwachtig ongeduld van hem die ginds, in toenemende angst, op haar terugkomst zat te wachten; en ineens begon ze, verward, zonder enige voorbereidende aanleiding noch aansluiting, met een zwakke, toonloze stem, waarvan zijzelf haast de klank niet hoorde, terwijl haar doffe, benevelde ogen, van haar toehoorders weg, zij wist niet waar, afweken:
- Het spijt mij dat ik uw kinderen niet zal zien, ik had ze wel graag gezien, vooral Elsa, om haar iets te vragen, of, liever, om u iets te vragen,... in verband met Odon...
Haar stem raakte in de war en even richtte zij een wanhopig-zwijgende smeekblik op meneer en mevrouw Reinhardt, die haar, strak en roerloos, met de grootste verwondering aankeken. Er was een heel kort ogenblik volkomen en benauwde stilte.
- In verband met... Odon? herhaalde meneer Reinhardt eindelijk aarzelend haar woorden; - hoe bedoelt u, mevrouw?
- Hij houdt van Elsa; hij heeft haar innig lief; hij vraagt, hij smeekt, of hij misschien later...
- Pardon, mevrouw, viel meneer Reinhardt haar plotseling en beslist in de rede; - ik geloof niet dat dit onderwerp voor verdere behandeling geschikt is.
Zij keek hem aan, stom, als niet begrijpend, met star-verschrikte ogen. De uitdrukking van zijn gelaat was koud en streng en zijn lange, grijze snor stond als een vaste streep van stugheid dwars door zijn gezicht.
- Ho! schrikte mevrouw Dudemaine; en haar angstogen vestigden zich smekend op zijn vrouw. Maar ook deze schudde langzaam en beslist het hoofd, terwijl zij zenuwachtig nutteloos de theekopjes op 't tafelblad verschikte. Opnieuw was er een korte, pijnlijke stilte.
- Waarom niet? vroeg eindelijk mevrouw Dudemaine, met een kwijnende stem.
Strak keek meneer Reinhardt haar aan, met een koel-harde peilblik; en even bleef hij haar het antwoord schuldig, als