XVII
Sidonie was vast op het Landjuweel geïnstalleerd...!
Mevrouw Dudemaine, eenmaal in haar overdreven zwakke moederangst aan 't toegeven en 't schipperen geraakt, voelde wel dat ze niet halverwege meer kon ophouden. Zij moest nu trachten die onmogelijke toestand enigszins aanneembaar in te richten. Zij liet haar huisbediening komen: Médard, Nathalie en Stefanie, en legde hun haar diepgewonde hart in al zijn leed en droefheid bloot.
- Voor jullie heb ik geen geheimen, schreide zij. Jullie hebben de gruwel van 't verleden bijgewoond en weet hoe 't enig kind dat mij nog overblijft mijn ganse leven is. Ik ben als 't ware gek van angst geworden toen ook hij de hand aan zichzelf wilde slaan. En nu beveel ik niets, maar ik smeek jullie, ik smeek je als een bedelares: help mij in deze akelige omstandigheden, wees geduldig en vriendelijk met het meisje, dat hier nu voorlopig blijft en misschien later wel zijn vrouw zal worden. Als je mij dát beloven wilt, dan mogen jullie mij alles, álles vragen: niets zal ik jullie weigeren.
De bedienden beloofden, zonder veel nutteloze woorden, de toestand met schijnbare berusting aanvaardend...
Sidonie kreeg haar plaats bij hen in de keuken, waar zij ook haar maaltijden gebruikte; en verder verzocht men haar hier en daar in huis wat te helpen, meer om haar bezig te houden, dan uit werkelijke hulpbehoefte.
En zo ging het, beter dan mevrouw gevreesd had. Dát, wat haar in 't eerste ogenblik als een monstrueuze onmogelijkheid voorkwam, bleek, na een paar dagen, een duldbare, bijna aanneembare verhouding te worden. Het was of alles zich vanzelf wou schikken.
Waar lag het hem in? Was het de natuurlijke reactie van