kreten van foltering, streng gebiedend aan Isidoor en Médard, die hem rechts en links vasthielden, dat zij steeds zo dicht mogelijk bij de kant moesten blijven, dat zij hem geen ogenblik mochten loslaten, dat zij bij 't minste gekraak - o! dat kraken van het ijs, wat boorde 't door haar benen en haar hart! - met hem aan wal moesten vluchten. Een compleet reddingstoestel was bij de vijver aangebracht; een lange ladder, stokken, planken, lagen op het gras; een van de meiden stond in 't vastgevroren bootje met een zwemgordel, klaar om hem uit te werpen, en langs de oever liep meneer Dudemaine, uit de problemen van de Genèse Universelle gerukt, met de knoeischaatser mee, het lijf omwonden door een heel kluwen dikke touwen, die hij bij het eerste alarm naar Odon toegooien moest.
Na enkele dagen kon deze tamelijk goed rijden; en toen reed hij van de ochtend tot de avond, eindeloos heen en weer, vóór het kasteeltje, van de ene zij toren naar de andere. Aldoor kon men het krassen van zijn schaatsen horen, het krassen heen, het krassen weer, met telkens een kort oponthoud aan elk van de uiteinden, nadat hij zich had omgekeerd.
Meneer begon te mopperen, omdat de jongen nu geen enkel uur van gans de dag meer ernstig werkte; maar mevrouw, die haar eerste schrik en gruwel overwonnen had, deed haar man opmerken hoe Odon er meer en meer kloek en flink ging uitzien, hoe goed hij at, en hoe rustig hij, na die gezonde beweging in de open lucht, kon slapen.
Laat er hem nu maar eens ten volle van genieten, het ijs duurt immers nooit lang en wij zijn zo blij dat hij wat meer aan sport gaat doen, meende mevrouw; en in vage moederangst voegde zij erbij:
- 't Houdt hem misschien van veel verkeerde dingen af. Trouwens, die nieuwe liefhebberij van Odon ging ook al weer heel spoedig aan 't verzwakken. Na een week of zo begon hij er blijkbaar genoeg van te krijgen. De gewone uitdrukking van sufheid en verveling kwam van lieverlede weer op zijn gezicht, zijn hoofd zonk scheef, een lusteloze dofheid nevelde in zijn ogen, en, in plaats van flink te rijden, stond hij meer en meer verlamd te staren, met doorgezakte knieën en hangende schouders, alsof een onzichtbare last op hem