Naar een dokter wilde hij niet meer. In de jonge arts van het naburig dorp had hij geen vertrouwen en over dokter Van der Muijt was hij, sinds de verkiezing, niet goed meer te spreken. Het was wel geen openlijke vijandschap, maar hij groette sec als hij nu een van die heren ontmoette en met Taghon had hij andere herbergen uitgekozen om hun avonden door te brengen. Trouwens, hij ging niet veel meer uit; hij begon mensenschuw te worden. Hij was en bleef vaag misnoegd en chagrijnig over allen en alles, en de minste onaangenaamheid kon hem buitenmate hinderen en prikkelen.
't Was alles de schuld van zijn maag, die maar niet weer op streek wilde komen. Iedere ochtend nu, bij het ontwaken, na een woelige en dikwijls slapeloze nacht, stond hij loomvermoeid op, met dat naar gevoel in zijn keel of daar iets zat dat hij niet weg kon krijgen. Met gefronste wenkbrauwen ging hij naar de spiegel, zag zijn geelachtig bleek, opgezwollen gezicht met waterige zakken onder de ogen, stak zijn tong uit en schudde mistroostig het hoofd. Die tong wóú maar niet zuiver worden. Altijd dat droge, wit beslagene, altijd die akelige smaak, altijd die lust tot walgen en braken. Toen ging hij naar het tubetje, nam het voorzichtig op en telkens zag hij weer dat treiterend wolkje, dat bedenkelijk geelgrijs bodempje, nu eens wat meer, dan weer wat minder, maar telkens en telkens weer, onverjaagbaar. Het maakte hem droevig en ellendig voor de ganse dag.
't Gewoon ontbijt van andere mensen: brood, melk en koffie, een ei, een stukje kaas, boezemden hem een onoverkomelijke afkeer in; hij gruwde ervan, hij kon eigenlijk niets van solide voedsel gebruiken, zijn maag moest eerst geopend worden door iets prikkelends en vloeibaars: nu eens een glas champagne, dan weer cognac met spuitwater en weldra liefst een borrel, een groot glas sterke jenever en somtijds twee, tot hij weer zijn krachten voelde. Eerst daarna kon hij ontbijten. Maar dan kwam de digestie en die wou ook maar niet. Het bleef hem op de maag liggen, hij werd weer draaierig en misselijk, en opnieuw moest hij zijn toevlucht nemen tot de fles, om het te helpen verwerken. Dat duurde zo de ganse dag: zijn maag prikkelen, voedsel innemen, de spijzen