eens zien, zei de jonge barones.
Het kind stond voor haar. - Dis bonjour, Jacques, et donne la main, zei zij.
Het knaapje zei ‘bonjour’ en stak aarzelend zijn handje naar Rozeke uit, meteen, als vreemd, zijn lijfje wat terugtrekkend. Met zijn heldere, lichtblauwe ogen staarde het Rozeke even strak aan. Het nonnetje glimlachte stil, onbeweeglijk naast hen staand. - Toen gingen zij verder.
- Op wie lijkt hij? vroeg de barones, nadat zij achter het bosje rododendrons verdwenen waren.
Rozeke aarzelde.
- Zeg het maar; op hém, niet waar?
- Joa hij mevreiwe, hij gelijkt er veel op.
Toen ondervroeg zij Rozeke over Smul, en Rozeke vertelde van zijn vloeken en zijn drinken, maar dat hij haar toch niet meer durfde mishandelen, omdat hij laf en bang geworden was na de bedreigingen van de barones. En Rozeke dankte innig haar vriendin voor de liefdadige hulp aan haar kinderen besteed. Hilairken was zo tevreden en leerde zo goed bij meester Cattoir en Marietje voelde zich zo gelukkig bij de nonnetjes in 't klooster.
- Rozeke, ik heb voor u en voor uw kinderen gezorgd, zei de barones. - Ik heb u in mijn testament gezet voor een som waar hij nooit aan kan komen.
- O, mevreiwe, mevreiwe, 'k hope toch da ge zilt genezen; 'k hope uit de grond van mijn herte da ge langer zilt leven als ikke! riep Rozeke, in tranen uitbarstend.
Maar de barones schudde weemoedig het hoofd en bracht Rozeke door een zacht gebaar weer tot bedaren.
Het nonnetje kwam terug, met vlugge, stille pasjes, in de strakke lijnen van haar donker kleed, haar fris en immer opgewekt gezicht gehuld in 't wit kornetje met de witte, uitgespreide vleugeltjes van ongeschonden reinheid. Zij deed Rozeke denken aan het lief begijntje dat destijds Alfons' oude nicht verpleegde, en een wereld van herinneringen rees kwellend weer in haar op.
- Il est temps, madame, le soleil se couche, fluisterde het nonnetje de barones vriendelijk toe.
De zieke knikte langzaam met het hoofd ten teken van ge-