aanraden te doen. Zo ging het toen het gras gemaaid moest worden en ook later toen het tijd werd om het koren in te oogsten. Smul was het die besliste, die de maaiers ging ontbieden en de nodige bevelen uitdeelde. Van 't paard trok Alfons zich helemaal niets meer aan; dat was in Smuls handen en deze zou wellicht niet geduld hebben dat een ander, zelfs de baas niet, zich er nog mee bemoeide. Hij was er weer mee bij de hengst geweest, op een door hem alleen gunstig geacht ogenblik; en weldra leed het geen twijfel meer, dat de merrie veulen droeg.
Maar nu gebeurde 't dat Smul, in zijn toenemende, algemene bazigheid, zich ook met de koestal ging bemoeien, wat speciaal Vaprijskens werk was, en dit gaf aanleiding tot wrijving en gekibbel, tussen de twee, tot nog toe goed met elkaar omgaande knechts. Dat koestal-geharrewar werd nog ingewikkelder door een vage naijver om 't Geluw Meuleken, waar zij allebei een beetje 't oog op hadden. Scherpe woorden waren reeds een paar keer gewisseld; en eindelijk, op een middag, voor een beuzelkwestie van al of niet te geven klaver, kwam het tot een plotselinge, woeste vechtpartij. Geducht werd het veel zwakkere Vaprijsken afgeranseld, en kwam daarop huilend en vloekend bij Alfons en bij Rozeke zijn aanklacht doen, gillend dat zij tussen hem en Smul te kiezen hadden en dat hij wegging indien Smul nog langer bleef. Groot was de plotselinge ontsteltenis van Alfons en van Rozeke! Wat moesten ze doen? Zeker was Vaprijsken een uitmuntende stalknecht en moeilijk kon hij op de hoeve gemist worden, maar onder de omstandigheden van het ogenblik kon Smul dat nog veel minder en hun gedwongen keuze was niet twijfelachtig. Zij slaagden er eindelijk in, met heel veel moeite, na smeken en vleien, om Vaprijsken te bedaren en hem te doen blijven; maar dat was meteen de beslissende triomf voor Smul, die vanaf dat ogenblik de onbetwiste opperbaas van de hoeve werd en er voortaan alles naar zijn zin wist te doen.