en alleen zijn adem hijgde kort, als na overijlend rennen, wijl hij met dofklinkende, hortend afgebroken woorden zei:
- Je ziet,... ik... ben gekomen,... ik wil... geen haat dragen,... ik wil... nog met je zijn,... als een vriend,... als een broeder...
Bleek en ernstig, in schijn ook uiterlijk kalm, staarde zij hem even stom en roerloos aan, als had zij plotseling spraaken bewegingsvermogen verloren. En hij vond haar eerst niet veel van uiterlijk veranderd, eerder iets dikker geworden, met vollere, hoewel blekere wangen dan vroeger. Alleen de uitdrukking van haar gelaat had zich gewijzigd, was ouder, wijzer, ernstiger geworden. En wat hij nu plotseling voelde was de wijdte als van een ganse wereld tussen haar en hem, als had hij haar nog nooit ontmoet, nog nooit met haar gesproken. Zij leek hem eensklaps als een vreemde, en hij wist niet meer waarom hij daar gekomen was, noch wat hij haar te zeggen of te vragen had. Hij had nu maar dadelijk weer willen weggaan, hij wist nu dat hij onzin had gedaan met daar te komen, en reeds wierp hij verwilderde blikken zijdelings naar de deur, toen zij plotseling met hoge kleur en ogen vol tranen vóór hem op haar knieën zonk, en snikkend smeekte, met heel stille, diepe, doffe stem en in elkaar gevouwen handen:
- O, pardon,... pardon,... pardon...
Toen werd hij weer heel koel, en wijs, en kalm. Hij hielp haar dadelijk opstaan en herhaalde, als om zich door zijn eigen woorden in zijn vast besluit nog te versterken:
- Ik heb vergeven,... ik ben niet rancuneus,... ik zal voortaan als je vriend,... als je broeder zijn.
Hoe vreemd en vals die woorden klonken, begreep hij niet, voelde hij niet.
Maar zijzelf, die het zo voorgesteld had, voelde 't, met haar fijne, vrouwelijke intuïtie.
- O ja, zei ze dof, met een trilling als van angst in de stem, - laten we als broer en zuster vrienden zijn.
Hij wilde 't zo, hij staalde zich in zijn voorgenomen besluit. Hij voelde dat hij daaraan vast moest houden, als de drenkeling aan zijn reddingsboei. Als vrouw was ze dood voor hem; zij wás zijn vrouw niet meer, want zij was de vrouw