XXV
Twee dagen later, wijl hij nog steeds besluiteloos was, of hij, al dan niet, op Florences brief zou antwoorden, ontving hij een telegram van zijn vader met deze korte woorden: Divorce prononcé. Arrive cet après-midi vers deux heures. Hij werd doodsbleek en zijn benen wankelden onder hem weg, en plotseling sprongen tranen uit zijn ogen. Nu was het onherroepelijk feit volbracht. Nu moest hij niet meer aarzelen, zichzelf niet meer folteren met de vraag of hij vergeven zou dan niet: het was te laat, zij waren voor altijd gescheiden. Het was hem te moede of hij haar doodsbericht ontvangen had, en, zoals men zich van doden die men vroeger liefhad nog alleen het goede wil herinneren, zo voelde hij nu ook voor haar, in stil-weemoedige heropwekking van alles wat eens goed en lief en aardig was aan haar. Hij kon zich haast niet voorstellen dat nog geen jaar daarover was heengegaan. Het leek hem alles al zo oud, zo ver, zo lang geleden. Het was niet te geloven dat de dorre bruine bladeren die nu op de natte bodem van het eilandje lagen te rotten, dezelfde blaadjes waren die zij samen, in lentezon en heerlijkheid, om zo te zeggen hadden zien ontkiemen, op die onvergetelijke morgen toen zij daar samen op het zachte mos hadden gezeten, bewonderend het prachtig tafereel waar hij zijn grootse schilderijen naar wou maken.
Zijn vader kwam, en met neerslachtig gebogen hoofd aanhoorde hij het verhaal over de afloop van de zaak.
Hun volle eisen hadden zij van de rechtbank verkregen: de scheiding, de verdeling van de goederen volgens de termen van het huwelijkscontract, dat, destijds door meneer Melville opgemaakt, nadelig voor Florence was, en verder, als jaarlijks aan haar uit te keren rente, precies de zeer geringe som die door meneer Melville was aangeboden. Het was, volgens