knap, bepaald veel meer dan handige meisjesliefhebberij? Er was een huisje bij, in zonnelicht, met bloempjes vóór de lage gevel, dat hem emotioneerde. En met verraste belangstelling ging hij naar een volgend schilderijtje, voorstellend een houten molen in triestig-grauwe winteravondschemering, toen een deur achter hem zacht openging, en Marie glimlachend, met een blijmoedig: - Tiens!... vous voilà revenu de Far-West? te voorschijn trad.
- Bonsoir, Marie. Comme c'est joli! comme c'est vraiment charmant, ces petites choses-là? Pourquoi ne m'avez-vous jamais parlé de cela? kon hij niet nalaten in geestdrift uit te roepen.
Zij kreeg een kleur van genoegen terwijl ze antwoordde:
- Och, 't is immers niets. Mama wil ze daar hangen, maar ik vind het vervelend. 't Zijn kleine prulletjes die ik op 't einde van de zomer gemaakt heb, terwijl ik bij de Loebmullers logeerde.
Het horen van die naam riep hem dadelijk tot de nare werkelijkheid terug, en een sombere wanhoopsplooi doorgroefde zijn voorhoofd.
- Marie,... is Florence hier vanmiddag geweest? vroeg hij plotseling, zonder voorbereidende inleiding.
- Florence?... Neen...
Als een hamerbons viel het antwoord op zijn hersens. Het flitste eensklaps in een dodend weerlicht door zijn brein: haar schuld, haar bedrog, haar rendez-vous daar in het akelig huisje, en de vernieling van zijn gans geluk en leven.
- Is ze hier heus niet geweest? drong hij nog eens aan, doodsbleek, met verwilderde ogen.
- Heus niet, antwoordde Marie verwonderd. - Waarom vraag je mij dat zo dringend?
- Dan heeft ze mij voorgelogen! dan heeft ze mij bedrogen! snikte hij gefolterd uit. En met trillende, hikkende stem vertelde hij alles wat gebeurd was.
Het jonge meisje luisterde, roerloos met de hand tegen een tafeltje geleund, en in haar mooie, ernstige ogen kwam een uitdrukking van schrik en medelijden.
- O! hoe kan ze 't doen! Hoe is 't toch mogelijk! zuchtte zij voortdurend; en haar zachte boezem ging van ontroering