gen sprong hij met Cosaque in 't bootje en roeide huiswaarts. Hij merkte onder 't eten dat hij grote honger had, en at veel en haastig, in zichzelf teruggetrokken, voortdurend en uitsluitend denkend aan zijn moeilijk schilderij. Zodra hij de koffie gebruikt had stond hij op, stak een sigaar aan, en liep gehaast weer naar de vijver.
Maar als hij op 't eilandje kwam en om zich heen keek, merkte hij dat het al meer had van een avondlandschap dan van een ochtendimpressie. Eigenlijk was het al veel te laat om aan 't een en nog ruim te vroeg om aan 't ander te werken, maar hij wilde nu eenmaal absoluut en onmiddellijk werken, en hij nam de ochtendimpressie van de ezel weg, en zette er de avondschilderij in de plaats.
En weer begon hij koortsachtig te schilderen, geheel en al in zijn arbeid verdiept.
Maar net zoals hij geknoeid had aan zijn ochtendschilderij door er te laat aan te werken, zo verknoeide hij nu zijn avondindruk door er te vroeg mee te beginnen. Hij vloekte en stampvoette van machteloos ongeduld, en plotseling, evenals 's morgens, veegde hij alles weer uit.
Intussen was de avondimpressie, zoals hij die weergeven wilde, in al haar pracht en rijke poëzie over het heerlijke landschap gekomen, maar door een wondere, onbegrijpelijke aberratie, had hij nu opnieuw zijn ochtendschilderij voor de dag gehaald, en werkte en wroette dáár nu aan, schilderknoeiend wazige ochtendfrisheid in volle goud-en-purperen glans van magnifieke najaarsschemering.
Hij voelde zich plotseling als 't ware gek geworden, en gooide huilend, met een razende, sissende vloek, zijn kleuren en penselen ver van zich af. Hij was totaal ontredderd en rampzalig, hij balde de vuisten naar zijn twee ellendige, tergende schilderijen, als om ze te verbrijzelen. Hij kón niet meer schilderen, hij wás geen schilder meer, hij was niets meer, niets dan een ellendig, nutteloos schepsel, gedrukt en vernield onder 't wanhopig banale van een ongelukkig huwelijksleven, dat al zijn beste levenskrachten, en al het mooie en nobele en ideale in hem doodtrapte.
Met woeste ruwheid borg hij zijn schilderijen op, ze gooiend waar ze vliegen wilden, op gevaar af van ze ernstig te be-