even weg, met walg en woede, maar nam het dadelijk weer op, met van minachting opgekrulde bovenlip en saamgefronste wenkbrauwen.
Welke lage, vuige ziel kon zoiets gedaan hebben, en wat had het eigenlijk te beduiden?... Hij keek naar de enveloppe en las opnieuw het adres. Dat zei hem niets. Een onbekende hand, een enveloppe zoals er duizenden en duizenden zijn. En verder niets dan die tergende drukletters: paul et florence.
paul et florence!... Dat had dus te beduiden dat er een schuldige verhouding bestond tussen zijn vrouw en haar neef. Iemand had daar iets van ontdekt, of menen te ontdekken, en zich op verraderlijke wijze gewroken. Op wie zich gewroken? Op hem? op haar? op Paul? En waarom? En wie was het: een man of een vrouw? Zoveel onverklaarbare vragen, waarop hij 't antwoord schuldig bleef. Misschien was het waarheid, en misschien was het laster. Wie kon het weten? Ook hij had genoeg hekel aan de jonge fat en meer dan eens had zijn intimiteit met Florence hem gehinderd en geërgerd; maar was het daarom toch meer dan een schuldeloze intimiteit tussen een neef en een nicht die elkaar van jongsaf kennen?
Koortsachtig gejaagd maakte hij Florences brief open. Wellicht zou hij daar iets uit vernemen. Doch neen; in 't geheel niets. De brief was gewoon lief en vriendelijk, sprak van een mooie wintermantel die ze besteld had, van een paar nieuwe lampekappen die zo aardig deden in 't salon, en eindelijk vroeg zij hem op welke datum hij nu hoopte terug te komen. Zat daar wellicht iets achter? Wilde zij weten wanneer hij terugkwam om haar rendez-vous met Paul daarnaar te schikken? Over Paul zelf stond er geen woord in haar brief.
Hij voelde zich rampzalig, niet wetend wat te denken of te geloven. En plotseling nam hij 't besluit zelf naar haar toe te gaan. Hij zou haar het schandbriefje tonen, en met een franke blik, recht in haar ogen, vragen:
- Ziehier wat ik ontvangen heb, Florence. Zeg me ronduit wat ervan is, en ik zal je geloven.
Haastig ontbeten, gehold naar de trein die hij nog juist haalde, en een uur daarna schelde hij aan vóór zijn huis in de