- Neen, neen, liefste, neen, neen, laat ons zo maar met ons beidjes gelukkig zijn, streelde zij.
Maar hij drong aan, werd haast gebiedend nu.
- Ik wíl dat je ze inviteert, ik wíl het! riep hij. - Wil je mij een groot, een heel, heel groot genoegen doen? Ja? Schrijf hun dan dadelijk om ze te inviteren.
- Meen je 't heus? vroeg zij.
- Heus, ik zweer het je! sprak hij bijna plechtig, haar met open, rechtschapen blik strak in de ogen schouwend, als om haar diep genoeg al zijn berouw en wroeging te betuigen.
Toen glimlachte zij zacht tevreden, en zoende hem heel teder op de wangen. En strelend maakte zij zich uit zijn omarming los en ging voor haar lessenaartje zitten schrijven.
- Aan wie schrijf je? vroeg mevrouw de St. Mars binnenkomend.
- Alfred verlangt dat ik een paar vriendinnen inviteer, antwoordde zij.
- Welke?
- Wel, Céline en Ghislaine Berlaimont, met Elise Loebmuller en de Lisieux's.
- De Lisieux's zijn op reis. Je weet immers wel dat Paul gezegd heeft dat ze verleden vrijdag vertrokken.
Toevallig werd Alfred door 't horen van Pauls naam getroffen.
- Hé, waar hebt u Paul gezien? vroeg hij.
- Te Oostende, antwoordde Florence zonder zich om te keren.
- Je hebt mij daar niets van gezegd, sprak hij verwonderd. Florence keerde zich om:
- 't Is dat ik er niet aan gedacht heb, liefste.
Strak staarde hij haar even aan, maar haar blik rustte zó helder in de zijne, dat hij zich inwendig schaamde voor de vage argwaan, die een ogenblik in hem was opgekomen. Hij hield niet van Paul; daarom deed het hem zeker onaangenaam aan, als hij hem hoorde noemen.
- D'ailleurs ça n'a aucune importance, besloot hij, kalm zijn boek weer opnemend.
En weer over haar schrijftafel gebogen, arrangeerde zij met haar mama van de de Lozy's te vragen, in plaats van de Lisieux's.