- Vriendinnen!... welke vriendinnen? vroeg hij, onaangenaam verrast door haar woorden.
- Wel,... verschillende die heel aardig voor mij zijn geweest te Oostende en waar ik wel iets terug mag aan doen: de Berlaimonts, de van den Bulckes, de Loebmullers, antwoordde zij met bedeesde aarzeling, wel merkend dat het in zijn smaak niet viel.
- Ah saperlotte! wat 'n ramp! riep hij, ontmoedigd zijn palet neerleggend.
- Maar aangezien je tóch niets meer te doen zult hebben, liefste, drong ze strelend aan.
- Niets meer te doen! niets meer te doen! viel hij kregel in. - Ik zal toch wel altijd iets beters te doen hebben dan mijn tijd met zulke vervelende lui te verbeuzelen!
De ruwheid van zijn toon kwetste haar, en enigszins driftig nam zij het op voor haar vriendinnen.
- Je noemt ze vervelend, en je kent ze zelfs niet, of bijna niet. Ik verzeker je dat ze voor mij ten minste zoveel waard zijn als je eigen artiesten-vrienden, die je hier gepresenteerd hebt.
Die onbehendige woorden van haar openden plotseling weer folterend een nog niet genezen wonde.
Gejaagd, met zenuwachtig trillend penseel, duwde hij enkele vlekken verf op het kleurrijke doek. Hij deed zijn uiterste best om de gramschap in te tomen, die hij in zich voelde opbruisen.
- Luister, Florence, sprak hij eindelijk schijnbaar kalm, met een vreemd-matte stem, terwijl hij zijn bleek geworden gezicht half tot haar omwendde, - 't is mogelijk dat ik de bedoelde vriendinnen niet goed ken, en ik zal er maar dadelijk bijvoegen dat ik geen lust voel om ze beter te leren kennen, maar, wat vast en zeker is, is dat jij volkomen de waarde ignoreert van de kunstenaars die ik hier, - tot mijn spijt en rouw - geïntroduceerd heb, en dat ik je bepaald verzoek ze voortaan met rust te laten. Ik zal je niet meer dwingen om ze nog te ontvangen, wees maar gerust, het spijt mij enkel tot in het diepste van mijn ziel dat jij niet in staat bent ze te begrijpen en te waarderen, en daarom vraag ik je gedecideerd dat je zelfs hun namen niet meer zou noemen, want