VI
Toch waren 't nu weer enkele goede dagen vol geluk en liefde, bijna als eerste, illusievolle huwelijksdagen. Alleen vond hij in haar uiterlijk iets veranderd, dat hem minder aangenaam aandeed. Wat was het? Een kleine wijziging aan haar kapsel? Een andere manier van opkijken, van lopen, van zich te houden? Hij kon het zich niet duidelijk maken maar het stoorde en mishaagde hem. Het was iets dat ze van ginder, van Oostende had meegebracht, iets dat ze daar wellicht gezien had en nadeed, en dat haar, - de indruk ergerde hem ontzettend, maar drong zich telkens en telkens weer aan hem op, - dat haar bijna iets cocotte-achtigs gaf. Hij kon het eindelijk niet onder zich houden, en maakte er haar een opmerking over, in tegenwoordigheid van haar moeder.
Zij deden of ze zich verschrikkelijk ergerden, alle twee.
- Je droomt, er is volstrekt niets aan haar veranderd, verklaarde gedecideerd mevrouw de St. Mars.
- Ach mama, verbeterde Florence, - er is eenvoudig een lichte ondulering in mijn kapsel gekomen, u weet wel, zoals Elise Loebmuller en de meisjes Berlaimont het nu dragen.
- A la belle Otero, zeker? vroeg spottend Alfred, die plotseling meende te begrijpen.
Maar zij vonden zijn opmerking zeer ongepast.
- Nous ne sommes pas assez avancées dans l'intimité de cette personne pour savoir comment elle porte ses cheveux chez elle, antwoordde mevrouw de St. Mars met een zuur gezicht. Maar juist aan haar ingehouden toorn, en aan het reticente van haar weerlegging, voelde Alfred instinctmatig dat hij wél juist geraden had, en op zijn beurt werd hij inwendig ziedend bij de gedachte dat zijn vrouw, evenals die andere jonge lichthoofden van haar omgeving, het kapsel en de allures van de beruchte danseres nadeed. Hij voelde plotseling