- Ik kom je eens opzoeken, glimlachte de oude heer Melville, zijn zoon de hand drukkend. En even keek hij onverschillig naar het schilderij, zonder er iets van te zeggen.
- U blijft dineren, niet waar? Ik ben alleen, weet u? Florence is met haar mama naar Oostende.
- Ja, daar heb ik van gehoord, antwoordde mijnheer Melville. En jij had geen zin om mee te gaan?
- Nee, sprak Alfred, haastig zijn doek en verfdoos opruimend. - Wacht u even, ik ga dadelijk met u mee?
Hij liep binnen in 't huisje, waar hij, als naar gewoonte, zijn gerei liet staan; en samen gingen zij door bossen en lanen naar Far-West terug.
- A propos, vroeg plotseling mijnheer Melville, - wat is er hier toch gebeurd met het bezoek van je vrienden?
Alfred kreeg een kleur. Hij begreep dat zijn vader daar iets van vernomen had en kwam om er meer van te weten.
- Heeft u daar iets van gehoord? vroeg hij bijna angstig.
- Ja, ze schijnen niet erg tevreden te zijn.
- Hoezo?
- Dat heb ik tenminste vernomen bij een oom van 't meisje Desfeuilles, die er in haar familie moet over gesproken hebben.
Alfred beet op zijn lippen, en tranen van ergernis kwamen in zijn ogen.
- Dat is ook zo, sprak hij met trillende stem. En plotseling kon hij zich niet langer inhouden, en vertelde het hele bezoek aan zijn vader, op een bitter-opgewonden toon.
Mijnheer Melville zei eerst een hele poos geen woord: hij het zijn zoon tot 't einde toe vertellen. Hij was een flinke man, een man van weinig woorden, maar van kras en praktisch handelend optreden. Het huwelijk van zijn zoon was eigenlijk niet helemaal naar zijn zin geweest, al had hij er zich geen ogenblik bepaald tegen gekant. Hij, de grote werker, behorend tot een geslacht van machtig-rijke fabrikanten die de hoge toon voerden in zijn geboortestad, voelde een zekere minachting voor de verarmde, nietsdoende adel, waar hij zich ver boven achtte, en die meer en meer door huwelijken, in zijn stand, hun toevlucht en fortuin kwamen zoeken. Hij was buitengewoon ontstemd geweest door 't verhaal