't kleine stationsgebouw stond hij even als verloren heel alleen, naast een bediende die hem vluchtig groette en door een glazen deur verdween.
En dan opeens, zonder overgang, na de woeling van 't vertrek, de zwaar drukkende eenzaamheid. Far-West als 't ware uitgewoond en verlaten, de heldere kamers stil en leeg, de meubels niet meer tot hem sprekend. De meiden in eentonig heen-en-weer geschuifel aan iets boenend of schurend in gangen en keuken, de koetsier in eentonig neuriën van een vervelend bekend deuntje iets herstellend aan zijn spullen, de tuinman ergens ver scharrelend in de heesters, al van die stille, trage werken, die in drukke tijd hun beurt niet krijgen, en eerst worden waargenomen als er niets anders meer te doen is.
En plotseling wist hij, de grote werker, voor wie de dagen steeds te kort waren, niet meer wat met zijn tijd gedaan. Hij stond daar even doelloos in de veranda, als radeloos starend in de diepte van de lange beukendreef langswaar Florence verdwenen was. En 't kwam hem voor alsof zij door haar eigen moeder van hem was verwijderd en zijn toenemende antipathie voor mevrouw de St. Mars ontvlamde in haat.
- Dat moet veranderen, Florence moet kiezen tussen haar mama en mij, liep hij, halfluid tegen zichzelf sprekend, met gebukt hoofd en gefronste wenkbrauwen op het bordes heen en weer. En nu hij eensldaps in die flinke stemming van decisief-willen-optreden was, speet het hem geweldig dat hij haar met mevrouw de St. Mars had laten meegaan.
- Ik had me dadelijk daartegen moeten kanten, dadelijk! raasde hij in zichzelf. - Er mij bepaald tegen verzetten ofwel met haar meegaan, en haar surveilleren, en haar desnoods met geweld mijn sterkere wil opdringen. Ik ben veel te goed, te dom, te zwak geweest. Onmiddellijk na dat ellendig bezoek van mijn vrienden, had ik categorisch tegen haar en tegen de slechte invloed van haar moeder moeten optreden. Ik had 'n scène moeten maken, 'n heftige scène, tegen alle twee. Ik had hun, in mijn vrienden, en in mijn huis, mijn huis, de superioriteit van de intellectuele en artistieke begaafdheid moeten leren eerbiedigen. Dát had ik haar moeten